Einde inhoudsopgave
Reglement van het Europees Parlement
Artikel 171 Verdeling van de spreektijd en sprekerslijst
Geldend
Geldend vanaf 08-05-2023
- Redactionele toelichting
Treedt in werking op de eerste dag van de eerstvolgende vergaderperiode.
- Bronpublicatie:
19-04-2023, Internet 2023, www.europarl.europa.eu (uitgifte: 19-04-2023, regelingnummer: P9_TA(2023)0107)
- Inwerkingtreding
08-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Internet 2023, www.europarl.europa.eu (uitgifte: 19-04-2023, regelingnummer: P9_TA(2023)0107)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
1.
De Conferentie van voorzitters kan met het oog op het verloop van een debat voorstellen de spreektijd te verdelen. Het Parlement beslist zonder debat over dit voorstel.
2.
Geen enkele spreker mag het woord voeren, tenzij de Voorzitter hem of haar het woord geeft. Indien sprekers van het onderwerp van het debat afdwalen, dan brengt de Voorzitter hen terug tot dat onderwerp.
2bis.
Sprekers die zijn opgenomen op de sprekerslijst voeren het woord vanaf het centrale spreekgestoelte. Sprekers met een beperking mogen het woord voeren vanaf hun plaats als zij daaraan de voorkeur geven.
In alle andere gevallen voeren sprekers het woord vanaf hun plaats.
3.
De Voorzitter kan voor het eerste gedeelte van een specifiek debat een sprekerslijst opstellen met een of meer ronden van sprekers van elke fractie die het woord willen voeren, in volgorde van de relatieve grootte van de fractie.
4.
De spreektijd voor dit gedeelte van het debat wordt op grond van de volgende criteria verdeeld:
- a)
een eerste gedeelte van de spreektijd wordt gelijkelijk over alle fracties verdeeld;
- b)
een tweede gedeelte van de spreektijd wordt over de fracties naargelang hun totale ledenaantal verdeeld;
- c)
de niet-fractiegebonden leden krijgen een collectieve spreektijd toegewezen die is gebaseerd op de overeenkomstig a) en b) aan elk van de fracties toegewezen gedeelten;
- d)
bij de verdeling van de spreektijd in de plenaire vergadering wordt er rekening mee gehouden dat leden met een beperking eventueel meer tijd nodig hebben.
5.
Wordt voor verschillende agendapunten een collectieve spreektijd toegewezen, dan delen de fracties de Voorzitter mee hoe hun respectieve spreektijd over elk van deze agendapunten wordt verdeeld. De Voorzitter ziet erop toe dat deze spreektijd in acht wordt genomen.
6.
De resterende tijd voor het debat wordt niet op voorhand toegewezen. De Voorzitter kan leden die het woord willen voeren als algemene regel ten hoogste één minuut het woord geven. De Voorzitter ziet er voor zover mogelijk op toe dat sprekers met verschillende politieke opvattingen en uit verschillende lidstaten aan het woord komen.
7.
Op verzoek kan de Voorzitter bij voorrang het woord verlenen aan de voorzitter en de rapporteur van de bevoegde commissie, alsook aan de fractievoorzitters die namens hun fractie het woord willen voeren of aan hun plaatsvervangers.
8.
De Voorzitter kan het woord verlenen aan leden die door opsteken van een blauwe kaart te kennen geven dat zij het woordvoerende lid een vraag van ten hoogste een halve minuut willen stellen die betrekking heeft op wat dat lid heeft gezegd. De Voorzitter doet dit alleen indien de spreker instemt met de vraag en de Voorzitter ervan overtuigd is dat het debat daardoor niet wordt verstoord en er door het stellen van opeenvolgende vragen door middel van opgestoken blauwe kaarten geen ernstige wanverhouding ontstaat tussen de fracties waartoe de aan dat debat deelnemende leden behoren. Het lid dat de blauwe kaart opsteekt en de spreker mogen niet tot dezelfde fractie behoren en mogen niet beiden niet‑fractiegebonden lid zijn. Onder voorbehoud van de in de tweede zin genoemde voorwaarden, op overeenkomstige wijze toegepast, kan de Voorzitter het lid dat een dergelijke vraag heeft gesteld, toestaan gedurende ten hoogste een halve minuut op het antwoord van de spreker te reageren. De spreker mag vervolgens op die reactie reageren.
9.
De spreektijd is beperkt tot één minuut voor opmerkingen over de volgende onderwerpen: de notulen van de vergadering, procedurele moties en wijzigingen van de definitieve ontwerpagenda of van de agenda.
10.
In het debat over een verslag krijgen de Commissie en de Raad in de regel onmiddellijk het woord na de presentatie van het verslag door de rapporteur. De Commissie, de Raad en de rapporteur kunnen opnieuw het woord krijgen, met name om te reageren op de opmerkingen van de leden.
11.
Leden die in een debat niet het woord hebben gevoerd, mogen ten hoogste éénmaal per vergaderperiode een schriftelijke verklaring van maximaal 200 woorden indienen, die bij het volledig verslag van de vergadering wordt gevoegd.
12.
Met behoorlijke inachtneming van artikel 230 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tracht de Voorzitter met de Commissie, de Raad en de voorzitter van de Europese Raad overeenstemming te bereiken over een passende verdeling van de spreektijd voor deze instellingen.