Einde inhoudsopgave
Reglement van het Europees Parlement
Bijlage III Criteria voor vragen met verzoek om schriftelijk antwoord overeenkomstig de artikelen 138, 140 en 141
Geldend
Geldend vanaf 02-07-2019
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
22-11-2019, PbEU 2019, L 302 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-11-2019, PbEU 2019, L 302 (uitgifte: 22-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
1
Vragen met verzoek om schriftelijk antwoord:
- —
vermelden duidelijk de adressaat aan wie zij via de gebruikelijke interinstitutionele kanalen moeten worden doorgezonden;
- —
vallen uitsluitend binnen de grenzen van de bevoegdheden van de adressaat, zoals neergelegd in de desbetreffende Verdragen of rechtshandelingen van de Unie, of binnen het kader van diens werkzaamheden;
- —
zijn van algemeen belang;
- —
zijn beknopt en zijn als een begrijpelijke vraag geformuleerd;
- —
mogen niet langer dan 200 woorden zijn;
- —
mogen geen beledigende uitlatingen bevatten;
- —
mogen geen louter persoonlijke aangelegenheden betreffen;
- —
mogen niet meer dan drie deelvragen omvatten.
2
Vragen aan de Raad mogen geen betrekking hebben op een onderwerp van een lopende gewone wetgevingsprocedure of op de begrotingsfuncties van de Raad.
3
Desgewenst verleent het secretariaat vraagstellers assistentie om in een afzonderlijk geval aan de criteria van punt 1 te voldoen.
4
Is in de voorgaande zes maanden een identieke of soortgelijke vraag gesteld en beantwoord, of is een vraag louter bedoeld om nadere informatie te verkrijgen ten aanzien van het vervolg dat aan een specifieke resolutie van het Parlement is gegeven, terwijl die informatie in de voorgaande zes maanden reeds door de Commissie is verstrekt in een schriftelijke vervolgmededeling, dan doet het secretariaat de vraagsteller een kopie van de vorige vraag en van het antwoord of de vervolgmededeling toekomen. De nieuwe vraag wordt niet aan de adressaten voorgelegd, tenzij de Voorzitter daartoe besluit naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen van betekenis en een met redenen omkleed verzoek van de vraagsteller.
5
Wordt in een vraag om feitelijke of statistische informatie verzocht die reeds bij de onderzoeksdiensten van het Parlement beschikbaar is, dan wordt de vraag niet aan de adressaat voorgelegd maar eerder aan die diensten toegestuurd, tenzij de Voorzitter op verzoek van de vraagsteller anders besluit.
6
Vragen die onderling samenhangende onderwerpen betreffen, kunnen door het secretariaat tot één vraag worden samengevoegd en gezamenlijk worden beantwoord.