Einde inhoudsopgave
Wet forensische zorg
Artikel 6.1 [Plaatsing]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
24-01-2018, Stb. 2018, 38 (uitgifte: 16-02-2018, kamerstukken: 32398)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, Stb. 2018, 498 (uitgifte: 24-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
De plaatsing van forensische patiënten bij een zorgaanbieder geschiedt door of vanwege Onze Minister, op basis van een gedagtekend besluit. Onze Minister neemt het besluit bedoeld in de eerste volzin slechts nadat hij zich een indicatiestelling heeft doen overleggen.
2.
Onze Minister informeert de zorgaanbieder schriftelijk en onverwijld na de beslissing, bedoeld in het eerste lid, over de strafrechtelijke titel, de eventuele gestelde voorwaarden en de wijze waarop het toezicht wordt vormgegeven.
3.
Na plaatsing van de forensische patiënt is de zorgaanbieder verplicht om de geïndiceerde zorg en beveiliging te bieden. De instelling is verplicht de forensische patiënt op te nemen en forensische zorg te verlenen.
4.
Onze Minister kan de zorgaanbieder een bestuurlijke boete opleggen, indien de zorgaanbieder niet voldoet aan de verplichting tot opneming en verlening van forensische zorg bedoeld in het derde lid.