Einde inhoudsopgave
Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen
Artikel 30b
Geldend
Geldend vanaf 21-10-2017
- Bronpublicatie:
03-10-2017, Stcrt. 2017, 57381 (uitgifte: 16-10-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2017/226373)
- Inwerkingtreding
21-10-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2017, Stb. 2017, 387 (uitgifte: 20-10-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I, onderdelen A, H en I, van het KB van 16-03-2016, Stb. 120.
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Het gebruik van een luchthaven door een zeilvliegtuig of schermzweeftoestel voldoet, onverminderd het bepaalde in § 2, aan de volgende eisen:
- a.
gedurende het opstijgen en landen zijn er geen onbevoegde personen en obstakels aanwezig op de lierbaan, de startplaats en de landingsplaats;
- b.
het opstijgen of doen opstijgen van een zeilvliegtuig of schermzweeftoestel door middel van een lier vindt alleen plaats indien de vallende lierkabel niet buiten de grens van de luchthaven kan vallen en geen letsel aan personen of schade aan zaken zal kunnen veroorzaken;
- c.
de lierkabel wordt binnen de grenzen van de luchthaven in een rechte lijn uitgebracht;
- d.
het afwerpen van de sleepkabel door een sleepvliegtuig vindt alleen plaats als de sleepkabel niet buiten de grens van de luchthaven kan vallen en geen letsel aan personen of schade aan zaken zal kunnen veroorzaken;
- e.
behoudens in geval van de koppeling van een zeilvliegtuig of een schermzweeftoestel aan een sleepvliegtuig, is het gelijktijdig landen of starten van een zeilvliegtuig of schermzweeftoestel en een sleepvliegtuig niet toegestaan;
- f.
de lierhoogte overschrijdt niet de ondergrens van de ter plaatse geldende TMA;
- g.
de lierhoogte overschrijdt niet de ter plaatse geldende minimum vlieghoogte, tenzij een NOTAM is uitgegeven of een publicatie in de luchtvaartgids heeft plaatsgevonden inhoudende de vermelding van locatie, lierhoogte en telefoonnummer.
2.
Artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 1, 3, 4 en 6 zijn niet van toepassing op een luchthaven als bedoeld in het eerste lid.
3.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een terrein als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdelen b en c, voor zover het terrein wordt gebruikt voor het landen of opstijgen van een schermzweeftoestel of een zeilvliegtuig.
4.
Een terrein als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdelen b en c, wordt, voor zover het terrein wordt gebruikt voor het landen of opstijgen van een schermzweeftoestel of een zeilvliegtuig, niet gebruikt:
- a.
binnen een afstand van 6 zeemijlen van de grens van de CTR van de luchthaven, Schiphol, Maastricht, Rotterdam, Eelde, De Kooij of Eindhoven, tenzij de ontheffinghouder zich ervan heeft vergewist dat zijn activiteit de veilige uitvoering van het luchtverkeer van en naar de betreffende luchthaven niet belemmert;
- b.
binnen een afstand van 3 zeemijlen van de grens van de CTR van een andere luchthaven dan genoemd in onderdeel a, tenzij de ontheffinghouder zich ervan heeft vergewist dat zijn activiteit de veilige uitvoering van het luchtverkeer van en naar de betreffende luchthaven niet belemmert;
- c.
binnen een afstand van 3 zeemijl van de grens van een luchthaven waarboven geen CTR is ingesteld, tenzij de ontheffinghouder zich ervan heeft vergewist dat zijn activiteit de veilige uitvoering van het luchtverkeer van en naar de betreffende luchthaven niet belemmert.