Einde inhoudsopgave
Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886, aangevuld te Parijs op 4 mei 1896, herzien te Berlijn op 13 november 1908, aangevuld te Bern op 20 maart 1914, herzien te Rome op 2 juni 1928, te Brussel op 26 juni 1948, te Stockholm op 14 juli 1967 en te Parijs op 24 juli 1971
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 10-10-1974
- Bronpublicatie:
24-07-1971, Trb. 1972, 157 (uitgifte: 12-12-1972, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-1974
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-1974, Trb. 1974, 227 (uitgifte: 01-01-1974, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Auteursrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1)
Opdat de auteurs van de door deze Conventie beschermde werken van letterkunde en kunst, behoudens bewijs van het tegendeel, als zodanig worden beschouwd en zij bijgevolg voor de rechter van de landen van de Unie worden toegelaten om vervolgingen wegens inbreuk in te stellen, is het voldoende dat de naam op de gebruikelijke wijze op het werk vermeld staat. Dit lid is van toepassing, zelfs indien deze naam een schuilnaam is, zodra de door de auteur aangenomen schuilnaam geen twijfel laat ten aanzien van zijn identiteit.
2)
Als vervaardiger van een cinematografisch werk wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, beschouwd de natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens naam op de gebruikelijke wijze op het genoemde werk vermeld staat.
3)
Voor anonieme werken en voor andere dan hierboven in het eerste lid bedoelde pseudonieme werken wordt de uitgever wiens naam op het werk is aangegeven, zonder verder bewijs geacht de auteur te vertegenwoordigen; in deze hoedanigheid is hij gerechtigd diens rechten te beschermen en te doen gelden. De bepaling van dit lid houdt op van toepassing te zijn, wanneer de auteur zijn identiteit heeft geopenbaard en zijn hoedanigheid heeft aangetoond.
4)
a.
Voor niet gepubliceerde werken waarvan de identiteit van de auteur onbekend is, maar waarvoor alle reden is om aan te nemen dat deze auteur onderdaan van een land van de Unie is, is het aan de wetgeving van dat land voorbehouden de bevoegde autoriteit aan te wijzen die deze auteur vertegenwoordigt en gerechtigd is diens rechten te beschermen en te doen gelden in de landen van de Unie.
b.
De landen van de Unie die krachtens deze bepaling tot een zodanige aanwijzing overgaan geven daarvan kennis aan de Directeur-Generaal door een schriftelijke verklaring waarin alle gegevens betreffende de aldus aangewezen autoriteit zijn vermeld. De Directeur-Generaal brengt deze verklaring onmiddellijk ter kennis van alle andere landen van de Unie.