Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2009/829/JBZ inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis
Artikel 15 Gronden tot weigering van de erkenning
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2009
- Bronpublicatie:
23-10-2009, PbEU 2009, L 294 (uitgifte: 11-11-2009, regelingnummer: 2009/829/JBZ)
- Inwerkingtreding
01-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-10-2009, PbEU 2009, L 294 (uitgifte: 11-11-2009, regelingnummer: 2009/829/JBZ)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Algemeen
1.
De bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat kan weigeren de beslissing inzake toezichtmaatregelen te erkennen, indien:
- a)
het in artikel 10 bedoelde certificaat onvolledig is of kennelijk niet overeenstemt met de beslissing inzake toezichtmaatregelen en niet binnen de door de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat gestelde redelijke termijn is aangevuld of gecorrigeerd;
- b)
de in artikel 9, leden 1 en 2, of artikel 10, lid 4, vermelde criteria niet zijn vervuld;
- c)
erkenning van de beslissing inzake toezichtmaatregelen onverenigbaar is met het ne bis in idem-beginsel;
- d)
de beslissing inzake toezichtmaatregelen, in de gevallen bedoeld in artikel 14, lid 3, en, indien de tenuitvoerleggingsstaat een verklaring op grond van artikel 14, lid 4, heeft afgelegd, in de gevallen bedoeld in artikel 14, lid 1, betrekking heeft op een feit dat naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar is; ter zake van belastingen, douanerechten en deviezen evenwel mag de tenuitvoerlegging van de beslissing niet worden geweigerd op grond van het feit dat de tenuitvoerleggingsstaat niet dezelfde soort belastingen heeft, of niet dezelfde soort regelgeving voor belastingen, douanerechten en deviezen, als de beslissingsstaat;
- e)
de strafvervolging volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat is verjaard en de feiten volgens het recht van die staat onder zijn rechtsmacht vallen;
- f)
het recht van de tenuitvoerleggingsstaat voorziet in een immuniteit die het houden van toezicht op de toezichtmaatregelen onmogelijk maakt;
- g)
de betrokkene volgens het recht van de tenuitvoerleggingsstaat vanwege zijn leeftijd niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de feiten die ten grondslag liggen aan de beslissing inzake toezichtmaatregelen;
- h)
zij in geval van inbreuk op de toezichtmaatregelen moet weigeren de betrokkene te overleveren op grond van Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (1) (hierna het ‘kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel’ genoemd).
2.
In de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde gevallen pleegt de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat, voordat zij besluit om de beslissing inzake toezichtmaatregelen niet te erkennen, langs passende weg overleg met de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat en verzoekt zij haar, in voorkomend geval, onverwijld de nodige aanvullende gegevens te verstrekken.
3.
Indien de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat van oordeel is dat de erkenning van een beslissing inzake toezichtmaatregelen op grond van lid 1, onder h), kan worden geweigerd, maar zij niettemin bereid is de beslissing inzake toezichtmaatregelen te erkennen en toe te zien op de naleving van de daarin vervatte maatregelen, stelt zij de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat daarvan in kennis, met opgave van de redenen voor de mogelijke weigering. In dat geval kan de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat besluiten het certificaat overeenkomstig artikel 13, lid 3, tweede zin, in te trekken. Indien de bevoegde autoriteit in de beslissingsstaat het certificaat niet intrekt, kan de bevoegde autoriteit in de tenuitvoerleggingsstaat de beslissing inzake toezichtmaatregelen erkennen en toe te zien op de naleving van de daarin vervatte maatregelen, met dien verstande dat de betrokkene mogelijk niet zal worden overgeleverd op grond van een Europees aanhoudingsbevel.
Voetnoten
PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.