Einde inhoudsopgave
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005
Artikel 54 [Aanvraag in andere EU-lidstaat]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2006
- Bronpublicatie:
19-02-2005, Stb. 2005, 184 (uitgifte: 07-04-2005, kamerstukken: 29650)
- Inwerkingtreding
01-02-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-01-2006, Stb. 2006, 41 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Een kweker die in een andere Unie-staat overeenkomstig de geldende voorschriften een aanvraag tot verlening van kwekersrecht heeft ingediend, geniet ter verkrijging van kwekersrecht in Nederland voor hetzelfde ras een recht van voorrang, mits:
- a.
binnen twaalf maanden na het indienen van de aanvraag in de desbetreffende Unie-staat, de dag van de aanvraag niet meegerekend, in Nederland een voorlopige aanvraag wordt ingediend waarbij een schriftelijk beroep wordt gedaan op het recht van voorrang;
- b.
binnen drie maanden na de indiening van de voorlopige aanvraag een door de bevoegde autoriteit van de desbetreffende Unie-staat gewaarmerkt afschrift van de aldaar ingediende stukken wordt overgelegd; en
- c.
binnen twee jaren na afloop van de onder a genoemde termijn een volledige aanvraag als bedoeld in artikel 55 wordt ingediend.
2.
De voorrang houdt in, dat in afwijking in zoverre van de artikelen 49 tot en met 53, op een overeenkomstig het tweede lid, onderdeel c, in Nederland ingediende aanvraag niet van invloed is wat in de tijd gelegen tussen de indiening van de aanvraag in het andere land en de voorlopige aanvraag is geschied, en in het bijzonder niet de indiening van een aanvraag door een ander of het in de handel brengen van teeltmateriaal van het ras.