Einde inhoudsopgave
Zaaizaad- en plantgoedwet 2005
Artikel 49 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2006
- Bronpublicatie:
19-02-2005, Stb. 2005, 184 (uitgifte: 07-04-2005, kamerstukken: 29650)
- Inwerkingtreding
01-02-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-01-2006, Stb. 2006, 41 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Agrarisch recht (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Kwekersrecht kan worden verleend voor rassen van alle tot het plantenrijk behorende gewassen, voor zover het rassen betreft die nieuw, onderscheidbaar, homogeen en bestendig zijn.
2.
Een ras wordt als nieuw aangemerkt indien op het tijdstip van indiening van de aanvraag tot verlening van kwekersrecht geen teeltmateriaal of geoogst materiaal van het ras is verkocht of anderszins ter beschikking is gesteld aan derden, door of met toestemming van de kweker, met het oog op de exploitatie van het ras, voor een periode:
- a.
in Nederland: niet langer geleden dan een jaar voorafgaande aan het in de aanhef bedoelde tijdstip;
- b.
buiten Nederland: hetzij niet langer geleden dan vier jaar, hetzij, ingeval van bomen of wijnstokken, niet langer geleden dan zes jaar, voorafgaande aan het in de aanhef bedoelde tijdstip.
3.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt het feit, dat materiaal van een ras reeds aan anderen ter beproeving is verstrekt, niet aan de kweker van dat ras of zijn rechtverkrijgende tegengeworpen.
4.
Een ras wordt als onderscheidbaar aangemerkt indien het duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras waarvan het bestaan op het tijdstip van indiening van de aanvraag algemeen bekend is. In ieder geval worden als algemeen bekend beschouwd rassen waarvoor in enig land een aanvraag tot verlening van kwekersrecht of tot inschrijving van dat ras in een officieel rassenregister is ingediend, vanaf de datum van de aanvraag, mits de aanvraag leidt of heeft geleid tot verlening van kwekersrecht of inschrijving in het rassenregister.
5.
Een ras wordt als homogeen aangemerkt, indien wordt voldaan aan artikel 35, derde lid.
6.
Een ras wordt als bestendig aangemerkt indien wordt voldaan aan artikel 35, vierde lid.
7.
Om te bepalen of een ras voldoet aan de in het vierde tot en met het zesde lid bedoelde voorwaarden, wordt onder verantwoordelijkheid van de Raad een technisch onderzoek uitgevoerd. De kenmerken waartoe het onderzoek zich uitstrekt en de eisen waaraan het onderzoek voldoet, worden bij ministeriële regeling vastgesteld. Hierbij kunnen regels worden gesteld over de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de Raad ten behoeve van het technisch onderzoek van een ras gebruik kan maken van reeds met betrekking tot dat ras bestaande onderzoeksrapporten of van de resultaten van door de aanvrager zelf verrichte onderzoeken en bij de teelt opgedane praktische ervaringen.