Experimentenwet onderwijs
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2020
- Bronpublicatie:
20-05-2020, Stb. 2020, 160 (uitgifte: 12-06-2020, kamerstukken: 35050)
- Inwerkingtreding
01-11-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-09-2020, Stb. 2020, 336 (uitgifte: 16-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien het bevoegd gezag bij wijze van experiment onderwijs wenst te geven dat valt buiten de kaders van de afzonderlijke onderwijswetten, kan Onze Minister beslissen dat dit onderwijs uit de openbare kas wordt bekostigd.
2.
Onze Minister maakt zijn beslissing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid binnen negen maanden na ontvangst daarvan aan de aanvrager bekend.
3.
Onze Minister beslist niet tot de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, indien redelijkerwijs te verwachten is dat daardoor het leerlingenaantal van andere scholen in het voedingsgebied zodanig zal dalen dat hun voortbestaan wordt bedreigd.
4.
Onze Minister draagt er zorg voor dat krachtens dit artikel genomen beslissingen waar mogelijk in overeenstemming zijn met het beginsel van een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen.
5.
Een beslissing als bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven voor een of meer tijdvakken, te zamen ten hoogste 10 jaren omvattend. Onze Minister kan de termijn van 10 jaren met ten hoogste 5 jaren verlengen.
6.
De bekostiging krachtens het eerste lid kan voor de afloop van de daarvoor bepaalde termijn, worden beëindigd:
- a.
op een met redenen omkleed verzoek van het bevoegd gezag;
- b.
door Onze Minister indien niet meer wordt voldaan aan de regelen en voorwaarden, bedoeld in artikel 4, eerste lid;
- c.
door Onze Minister indien het experiment niet tot de daarmee beoogde doeleinden blijkt te leiden;
- d.
indien Onze Minister van oordeel is, dat voortzetting van het experiment niet in het belang van de leerlingen zou zijn.