Wijzigingsbesluit Uitvoeringsbesluit Algemene wet inzake rijksbelastingen 1964, enz. (aanpassingen op fiscaal terrein als gevolg van de belastingherziening 2001)
Artikel I
Geldend
Geldend vanaf 18-07-2007. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2001
- Bronpublicatie:
03-07-2007, Stb. 2007, 258 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-07-2007, terugwerkend tot: 01-01-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2007, Stb. 2007, 258 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Voor de toepassing van artikel 3.127, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, juncto de in Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel Ra, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen overgangsregeling voor de inhaal van pensioentekorten, worden de in de kalenderjaren 1994 tot en met 2000 niet aangewende bedragen berekend en in aanmerking genomen als volgt:
- a.
berekend overeenkomstig de in artikel 3.127, eerste tot en met vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor het kalenderjaar 2001 geldende grondslagen en bedragen, met dien verstande dat als bedragen, genoemd in artikel 3.127, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, in aanmerking worden genomen de bedragen die gelden in het kalenderjaar waarin de niet aangewende bedragen aan premies voor lijfrenten zijn betaald of verrekend;
- b.
berekend op basis van het persoonlijke inkomen, zoals dat op grond van artikel 5, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, zoals dat in die jaren luidde, is vastgesteld; en
- c.
verminderd met de in de desbetreffende kalenderjaren gerealiseerde opbouw van pensioenaanspraken en dotaties aan de oudedagsreserve, waarbij de vermindering in verband met de opbouw van pensioenaanspraken wordt berekend op basis van de in artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 opgenomen uitgangspunten.
Op het aldus berekende bedrag aan ruimte worden vervolgens voor de berekening van de met ingang van het kalenderjaar 2001 alsnog in aanmerking te nemen bedragen, de ingevolge artikel 45 a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, zoals dat in die jaren luidde, in aanmerking genomen premies voor lijfrenten in mindering gebracht.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid kan de belastingplichtige de verzekeraar van het pensioen verzoeken om een opgave van de pensioenaangroei in een jaar dat is gelegen in de periode van 1994 tot en met 2000 te verstrekken. De opgave van de pensioenaangroei wordt door de verzekeraar van het pensioen binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek aan de belastingplichtige verstrekt.