Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek India tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 11 Interest
Geldend
Geldend vanaf 21-01-1989
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1989, 168).
- Bronpublicatie:
30-07-1988, Trb. 1988, 122 (uitgifte: 09-09-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-01-1989
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-01-1989, Trb. 1989, 4 (uitgifte: 01-01-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2.
Deze interest mag echter ook in de Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:
- a)
10 percent van het brutobedrag van de interest op leningen verstrekt of gegarandeerd door een bank of een andere financiële instelling die daadwerkelijk het bankbedrijf uitoefent of een financieringsonderneming drijft of door een onderneming die onmiddellijk of middellijk tenminste 10% van het kapitaal bezit van het lichaam dat de interest betaalt;
- b)
15 percent van het brutobedrag van de interest in alle andere gevallen.
3.
Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid:
- a)
is de Regering van een van de Staten vrijgesteld van belasting in de andere Staat ter zake van interest die door die Regering onmiddellijk of middellijk uit die andere Staat wordt verkregen;
- b)
is interest afkomstig uit een van de Staten en betaald ter zake van een lening die gegarandeerd of verzekerd is door de Regering van de andere Staat vrijgesteld van belasting in de eerstgenoemde Staat.
4.
Voor de toepassing van het derde lid betekent de uitdrukking ‘Regering’:
- a)
indien het Nederland betreft, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en omvat zij mede:
- —
de plaatselijke publiekrechtelijke lichamen;
- —
de Nederlandsche Bank;
- —
die instellingen, waarvan het kapitaal geheel in eigendom is van de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen.
- —
de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. en de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.;
- —
alle andere instellingen die te eniger tijd tussen de bevoegde autoriteiten van de Staten worden overeengekomen.
- b)
indien het India betreft, de Regering van India en omvat zij mede:
- —
een staatkundig onderdeel;
- —
een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam;
- —
de Reserve Bank of India;
- —
de Export-Import Bank of India;
- —
die instellingen, waarvan het kapitaal geheel in eigendom is van de Regering van India of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam;
- —
alle andere instellingen die te eniger tijd tussen de bevoegde autoriteiten van de Staten worden overeengekomen.
5.
De bevoegde autoriteiten van de Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede lid.
6.
De uitdrukking ‘interest’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, doch niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
7.
De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
8.
Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien deze wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waarin de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
9.
Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.