Einde inhoudsopgave
Regeling Jeugdwet
Artikel 8b
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
17-11-2023, Stcrt. 2023, 32327 (uitgifte: 27-11-2023, regelingnummer: 3720318-1056421-LZ)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-11-2023, Stcrt. 2023, 32327 (uitgifte: 27-11-2023, regelingnummer: 3720318-1056421-LZ)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Jeugdbeleid / Algemeen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Bijzonder strafrecht / Jeugdstrafrecht
1.
De Sociale verzekeringsbank voert het budgetbeheer, bedoeld in artikel 8.1.8, eerste lid, van de wet, uit:
- a.
overeenkomstig de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden budget, bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de wet; en
- b.
overeenkomstig een door de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt met een derde gesloten overeenkomst of een verklaring als bedoeld in artikel 8ab, die respectievelijk overeenkomstig de artikelen 8a of 8ab is goedgekeurd.
2.
In het kader van het budgetbeheer draagt de Sociale verzekeringsbank voor zover deze verschuldigd zijn loonbelasting, premies voor de sociale verzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in de Zorgverzekeringswet af, tenzij het gaat om tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 8ab.
3.
De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget voor overeengekomen jeugdhulp die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor vervoer, uitsluitend aan de derde aan de hand van:
- a.
een declaratie voor geleverde jeugdhulp;
- b.
een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, bij overeengekomen periodieke maandbetalingen;
- c.
een declaratie of overeenkomst, bedoeld in de onderdelen a en b, indien de overeengekomen jeugdhulp, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020, of, voor zover het sociaal-recreatief vervoer betreft, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020, als gevolg van de maatregelen in verband met Covid-19, door de desbetreffende derde, niet is verleend;
- d.
een declaratie of overeenkomst, bedoeld in de onderdelen a en b, indien de overeengekomen jeugdhulp, in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2021, niet is verleend in verband met:
- 1°
een besmetting van de budgethouder of desbetreffende derde, werkzaam op basis van een overeenkomst van opdracht, met Covid-19;
- 2°
een noodzakelijke quarantaine van de budgethouder of desbetreffende derde in verband met Covid-19;
- 3°
een besmetting met Covid-19 op de dagbesteding;
- 4°
de door een dagbesteding overeenkomstig de bij of krachtens de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 genomen maatregelen;
- 5°
het niet kunnen verlenen overeenkomstig de maatregelen in verband met Covid-19 vanwege een beperking bij de budgethouder als bedoeld in artikel 6.6, tweede lid, onderdelen d en e, van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19; of
- e.
een declaratie of overeenkomst, bedoeld in de onderdelen a en b, indien de overeengekomen jeugdhulp, als gevolg van het ontvangen van een vaccinatie voor Covid-19 voor ten hoogste twee uur niet is verleend.
4.
Een declaratie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a, c, d en e, bevat:
- a.
de naam van de derde, en
- 1°
het nummer waarmee de derde staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, of,
- 2°
indien de derde niet over dat nummer kan beschikken, de geboortedatum of het burgerservicenummer van de derde;
- b.
de naam van de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt en zijn adres of burgerservicenummer of klantnummer bij de Sociale verzekeringsbank;
- c.
het tarief;
- d.
een verantwoording van de overeengekomen resultaten dan wel een overzicht van het aantal te betalen uren en dagdelen of, indien de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag niet van toepassing is op de verbintenis waarvoor een vergoeding wordt uitbetaald, etmalen; en
- e.
een handtekening van de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt of, voor zover van toepassing, diens vertegenwoordiger, indien het een schriftelijke declaratie betreft.
5.
Indien voor de geleverde jeugdhulp een goedgekeurde verklaring bestaat, betaalt de Sociale verzekeringsbank de hulp uit het sociaal netwerk op aanvraag van de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8ab, eerste lid, uit. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen indien het verzoek is opgesteld met gebruikmaking van een model dat door de Sociale verzekeringsbank daartoe beschikbaar is gesteld.
6.
De Sociale verzekeringsbank kan een betaling uit het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk beëindigen, weigeren of opschorten:
- a.
bij het intrekken of herzien van een beslissing op een of meer van de gronden, bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, van de wet;
- b.
indien een declaratie niet voldoet aan de voorwaarden van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of aan de overeenkomst of verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;
- c.
wegens strijd met het recht, waaronder het recht dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht, of het belang van de uitvoerbaarheid van het verrichten van de betalingen uit het persoonsgebonden budget door de Sociale verzekeringsbank;
- d.
indien de derde een declaratie niet binnen zes weken na de maand waarin de prestatie is verleend, heeft ingediend bij de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt;
- e.
indien de Sociale verzekeringsbank een declaratie niet heeft ontvangen binnen vier weken nadat de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt, deze heeft ontvangen;
- f.
indien de Sociale verzekeringsbank een verzoek als bedoeld in het vierde lid, niet heeft ontvangen binnen tien weken na de kalendermaand waarop een verzoek betrekking heeft;
- g.
indien het college bij de toepassing van de bij verordening gestelde regels, bedoeld in artikel 2.9, onderdeel d, van de wet, de Sociale verzekeringsbank daarom verzoekt.
7.
De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, binnen dertig dagen na ontvangst van de declaratie of van het verzoek, bedoeld in het vijfde lid, tenzij de declaratie of verzoek onjuist of onvolledig is ingediend. Indien een declaratie niet overeenkomstig het vierde lid of vijfde lid is ingediend, en betalingen niet zijn beëindigd, geweigerd of opgeschort, nodigt de Sociale verzekeringsbank de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verleend uit tot herstel van de declaratie of het verzoek. Na herstel wordt de betaling binnen dertig dagen verricht. De Sociale verzekeringsbank weigert de betaling geheel of gedeeltelijk indien de declaratie of het verzoek niet binnen een door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn is hersteld. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van een declaratie werkzaamheden verricht als bedoeld in het tweede lid, wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.
8.
Sociale verzekeringsbank verricht periodieke maandbetalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, uiterlijk binnen dertig dagen na afloop van de maand waarin de zorg geleverd is. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van de periodieke maandbetaling werkzaamheden verricht als bedoeld in het tweede lid wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.
9.
Indien de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt in aanvulling op de bij de beschikking, bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de wet toegekende jeugdhulp aanvullende jeugdhulp heeft gecontracteerd, betaalt de Sociale verzekeringsbank deze indien daartoe voldoende geld is gestort. De Sociale verzekeringsbank stort na de betaling van de aanvullende jeugdhulp binnen redelijke termijn de onbestede gelden terug aan degene die hiervoor het geld heeft gestort.
10.
De Sociale verzekeringsbank ondersteunt de persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt bij zijn werkgeverstaken of opdrachtgeverschap waaronder ten aanzien van arbeidsomstandighedenregelgeving, zaakschade en aansprakelijkheid.
11.
De persoon aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt, houdt een administratie bij van het totaal aan niet-geleverde jeugdhulp per derde aan wie betalingen zijn verricht op grond van het derde lid, onderdelen c, d en e. Deze administratie bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
- a.
de naam van de derde;
- b.
het overeengekomen tarief; en
- c.
een overzicht van het aantal te betalen uren en dagdelen of, indien de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag niet van toepassing is op de verbintenis waarvoor een vergoeding wordt uitbetaald, etmalen.
12.
De persoon bedoeld in het elfde lid, verstrekt op verzoek van het college voor elke derde het op grond van het derde lid, onderdelen c, d en e, totaal aantal betaalde uren inclusief het bijbehorende totaalbedrag door middel van een daartoe beschikbaar gesteld formulier aan de Sociale verzekeringsbank.