Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake psychotrope stoffen
Artikel 13 Verbod van en beperkingen op invoer en uitvoer
Geldend
Geldend vanaf 16-08-1976
- Bronpublicatie:
21-02-1971, Trb. 1989, 129 (uitgifte: 04-10-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-08-1976
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-02-1971, Trb. 1989, 129 (uitgifte: 04-10-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een Partij kan alle andere Partijen via de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen dat zij de invoer in haar land of in één van haar regio's van één of meer in haar kennisgeving vermelde stoffen van Lijst II, III of IV verbiedt. In deze kennisgeving wordt de naam vermeld van de stof zoals aangegeven op Lijst II, III of IV.
2.
Indien een Partij in kennis is gesteld van een verbod ingevolge het bepaalde in het eerste lid, neemt zij maatregelen om ervoor te zorgen dat geen van de in de kennisgeving vermelde stoffen wordt uitgevoerd naar het land of één van de regio's van de Partij die de kennisgeving heeft gedaan.
3.
Niettegenstaande het bepaalde in de vorige leden, kan een Partij die een kennisgeving heeft verzonden ingevolge het bepaalde in het eerste lid, door middel van een speciale invoervergunning voor ieder afzonderlijk geval de invoer toestaan van aangegeven hoeveelheden van de desbetreffende stoffen of preparaten die zulke stoffen bevatten. De autoriteit van het invoerende land dat de speciale invoervergunning afgeeft, zendt hiervan twee afschriften, waarop vermeld de naam en het adres van de importeur en de exporteur, aan de bevoegde autoriteit van het uitvoerende land of de uitvoerende regio,die dan de exporteur toestemming tot verzending kan geven. Een afschrift van de speciale invoervergunning, naar behoren afgetekend door de bevoegde autoriteit van het uitvoerende land of de uitvoerende regio, wordt bij de zending gevoegd.