Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
31-12-2020, Stcrt. 2020, 64029 (uitgifte: 31-12-2020, regelingnummer: 2020-0000246185)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, Stb. 2020, 552 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet vliegbelasting (16-12-2020, Stb. 549).
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Aangifte
1.
Het tijdvak waarover de omzetbelasting, de vliegbelasting, de belasting van personenauto's en motorrijwielen en de assurantiebelasting moeten worden betaald, is het kalenderkwartaal of, indien de inspecteur zulks vordert, dan wel de belastingplichtige over een kalendermaand aangifte doet, de kalendermaand.
2.
Ten aanzien van de belastingplichtige met een boekjaar van twaalf maanden dat niet samenvalt met het kalenderjaar, treden de boekjaarkwartalen en de boekjaarmaanden in de plaats van de kalenderkwartalen, onderscheidenlijk de kalendermaanden.
3.
In bijzondere gevallen kan de inspecteur een ander tijdvak dan een kwartaal of een maand aanwijzen als tijdvak waarover de in het eerste lid bedoelde belastingen moeten worden betaald.
4.
Het tijdvak waarover de in het eerste lid bedoelde belastingen moeten worden betaald, wordt ten aanzien van degene die op enig tijdstip — anders dan tijdelijk — ophoudt belastingplichtige te zijn, vervangen door het op dat tijdstip verstreken gedeelte van dat tijdvak.