Einde inhoudsopgave
Wet verplichte beroepspensioenregeling
Artikel 9 Wijziging van de verplichtstelling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
10-12-2014, Stb. 2005, 115 jo Stb. 2008, 314 jo Stb. 2014, 527 (uitgifte: 19-12-2014, kamerstukken: 33863)
15-07-2008, Stb. 2005, 115 jo Stb. 2008, 314 jo Stb. 2014, 527 (uitgifte: 31-07-2008, kamerstukken: 31226)
24-02-2005, Stb. 2005, 115 jo Stb. 2008, 314 jo Stb. 2014, 527 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 29760)
26-11-2014, Stb. 2014, 504 (uitgifte: 16-12-2014, kamerstukken: 33988)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-07-2008, Stb. 2005, 115 jo Stb. 2008, 314 (uitgifte: 31-07-2008, kamerstukken: 31226)
24-02-2005, Stb. 2005, 115 jo Stb. 2008, 314 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 29760)
10-12-2014, Stb. 2014, 516 (uitgifte: 18-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Onze Minister kan de verplichtstelling wijzigen indien daartoe een aanvraag wordt gedaan door een beroepspensioenvereniging die voldoet aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.
2.
Artikel 5, tweede tot en met vierde lid, en artikel 6, eerste lid, onderdeel a, tweede lid, onderdeel d, en derde lid, onderdeel b, zijn van overeenkomstige toepassing.
3.
Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een beroepspensioenfonds gaat de aanvraag tevens vergezeld van:
- a.
een authentiek afschrift van de akte houdende wijziging van de statuten indien er een wijziging van de statuten heeft plaatsgevonden;
- b.
een door het beroepspensioenfonds gewaarmerkt exemplaar van de wijzigingen van de reglementen indien er een wijziging van de reglementen heeft plaatsgevonden.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het eerste en tweede lid nadere regels worden gesteld, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.