Einde inhoudsopgave
Richtlijn 91/674/EEG betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen
Artikel 55
Geldend
Geldend vanaf 23-12-1991
- Bronpublicatie:
19-12-1991, PbEG 1991, L 374 (uitgifte: 31-12-1991, regelingnummer: 91/674/EEG)
- Inwerkingtreding
23-12-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-1991, PbEG 1991, L 374 (uitgifte: 31-12-1991, regelingnummer: 91/674/EEG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
1
a)
Voor zover zij niet tegen marktwaarde gewaardeerd zijn, worden obligaties en andere vastrentende waardepapieren die onder de actiefposten C II en C III zijn vermeld, tegen aanschaffingswaarde in de balans opgenomen. De Lid-Staten kunnen evenwel toestaan of voorschrijven dat deze waardepapieren tegen aflossingswaarde in de balans worden opgenomen.
b)
Wanneer de aanschaffingswaarde van de onder a) bedoelde waardepapieren hoger ligt dan de aflossingswaarde, wordt het verschil in de winst- en verliesrekening opgenomen. De Lid-Staten kunnen echter toestaan of voorschrijven dat dit verschil in de tijd gespreid wordt afgeschreven en wel uiterlijk op het tijdstip van de aflossing van deze waardepapieren. Het verschil moet afzonderlijk in de balans of in de toelichting worden vermeld.
c)
Wanneer de aanschaffingswaarde van de onder a) bedoelde waardepapieren lager ligt dan de aflossingswaarde, kunnen de Lid-Staten toestaan of voorschrijven dat het verschil gedurende de gehele resterende looptijd gespreid als resultaat wordt opgenomen. Het verschil moet afzonderlijk in de balans of in de toelichting worden vermeld.
2.
Indien obligaties of andere vastrentende waardepapieren die niet tegen marktwaarde gewaardeerd zijn, vóór het einde van de looptijd worden verkocht en de opbrengst wordt aangewend voor de aankoop van andere obligaties of vastrentende waardepapieren, kunnen de Lid-Staten toestaan dat het verschil tussen de opbrengst en de boekwaarde gelijkelijk over de resterende looptijd van de oorspronkelijke belegging wordt gespreid.