Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties
Artikel 2:27 (mening veroordeelde; bezwaar)
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2017
- Bronpublicatie:
17-11-2016, Stb. 2016, 476 (uitgifte: 08-12-2016, kamerstukken: 34159)
- Inwerkingtreding
01-03-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-2017, Stb. 2017, 66 (uitgifte: 27-02-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Materieel strafrecht / Sancties
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Onze Minister stelt de veroordeelde in de gelegenheid zijn mening te geven over het voornemen om een rechterlijk uitspraak aan de uitvoerende lidstaat te zenden. Tenzij de mening van de veroordeelde aanleiding geeft om van het voornemen af te zien, geeft Onze Minister van zijn voornemen schriftelijk kennis aan de veroordeelde.
2.
Het eerste lid blijft buiten toepassing, indien de veroordeelde zich niet in Nederland bevindt of zelf om de toezending van de rechterlijke uitspraak heeft verzocht.
3.
De veroordeelde kan binnen veertien dagen na ontvangst van de kennisgeving tegen het voornemen van Onze Minister een bezwaarschrift indienen bij de bijzondere kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
4.
Zo spoedig mogelijk na ontvangst van een tijdig ingediend bezwaarschrift onderzoekt de bijzondere kamer van het gerechtshof of Onze Minister bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing kan komen.
5.
De veroordeelde wordt bij het onderzoek gehoord, althans opgeroepen. In geval de veroordeelde geen raadsman heeft, geeft de voorzitter aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand last tot aanwijzing van een raadsman.
6.
De artikelen 21 tot en met 25 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
7.
Van zijn beslissing stelt de bijzondere kamer van het gerechtshof Onze Minister en de veroordeelde schriftelijk in kennis. Acht de bijzondere kamer van het gerechtshof het bezwaarschrift gegrond, dan ziet Onze Minister af van de toezending van de rechterlijke uitspraak aan de uitvoerende lidstaat.
8.
Tegen de beslissing van de bijzondere kamer van het gerechtshof staat geen rechtsmiddel open, anders dan beroep in cassatie in het belang der wet als bedoeld in artikel 456 van het Wetboek van Strafvordering.