Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking
Artikel 19 Geografische strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2007
- Bronpublicatie:
18-12-2006, PbEU 2006, L 378 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 1905/2006)
- Inwerkingtreding
16-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2006, PbEU 2006, L 378 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 1905/2006)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de voorbereiding en uitvoering van strategiedocumenten worden de in artikel 3, leden 5 tot en met 8, van deze verordening neergelegde beginselen inzake de doeltreffendheid van hulp toegepast, te weten nationale verantwoordelijkheid, partnerschap, coördinatie, harmonisatie, afstemming op de procedures van het ontvangende land of de ontvangende regio en resultaatgerichtheid.
2.
In overeenstemming met het algemene doel en de werkingssfeer, de doelstellingen, de beginselen en beleidsvoorschriften van deze verordening alsmede met bijlage IV, worden de strategiedocumenten opgesteld voor een periode die niet langer is dan de geldigheidsduur van deze verordening, en beogen zij een samenhangend kader te bieden voor de samenwerking tussen de Gemeenschap en het partnerland of de partnerregio. De indicatieve meerjarenprogramma's worden opgesteld op basis van de strategiedocumenten.
De strategiedocumenten worden onderworpen aan een evaluatie halverwege de looptijd of, indien nodig, aan ad hoc evaluaties waarbij in voorkomend geval de beginselen en de procedures worden toegepast die zijn overeengekomen in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met de partnerlanden en -regio's.
3.
De strategiedocumenten worden in beginsel opgesteld op basis van een dialoog met de partnerlanden en -regio's waarbij ook het maatschappelijk middenveld en de regionale en plaatselijke overheden van die landen en regio's worden betrokken, zodat voldoende eigen verantwoordelijkheid voor het proces wordt genomen en de nationale ontwikkelingsstrategieën, en voornamelijk de strategieën voor armoedebestrijding, voldoende steun krijgen.
4.
Voor elk partnerland en voor elke partnerregio worden op basis van de strategiedocumenten indicatieve meerjarenprogramma's opgesteld. Indien mogelijk wordt hierover een overeenkomst gesloten met de partnerlanden en -regio's.
De indicatieve meerjarenprogramma's bepalen de prioritaire terreinen die voor communautaire financiering in aanmerking komen, de specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten en de prestatie-indicatoren.
De indicatieve meerjarenprogramma's vermelden tevens de indicatieve financiële toewijzingen, zowel in totaal als per prioritair terrein, eventueel door vermelding van een minimum- en een maximumbedrag. Deze toewijzingen zijn in overeenstemming met de in bijlage IV vermelde indicatieve toewijzingen.
De indicatieve meerjarenprogramma's worden indien nodig op basis van de resultaten van de evaluatie halverwege de looptijd of de ad hoc evaluatie van de strategiedocumenten aangepast.
De indicatieve meerjarentoewijzing kan worden verhoogd of verlaagd ten gevolge van de evaluaties, met name in het licht van bijzondere behoeften zoals post-crisissituaties of uitzonderlijke dan wel onbevredigende prestaties.
5.
Indien zich omstandigheden voordoen zoals crises, post-conflictsituaties, bedreigingen voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, kan de samenwerkingsstrategie per land of per regio ad hoc worden geëvalueerd volgens een bijzondere spoedprocedure. Deze evaluatie kan leiden tot een strategie per land of per regio die de overgang naar ontwikkeling en samenwerking op de lange termijn moet bevorderen.
6.
Overeenkomstig artikel 2, lid 6, garandeert de strategie tevens de samenhang, en voorkomt zij wederzijdse overlapping, tussen de maatregelen die zijn genomen in het kader van deze verordening en de maatregelen die in aanmerking komen voor financiering in het kader van andere communautaire instrumenten, met name Verordening (EG) nr. 1717/2006 en Verordening (EG) nr. 1257/96. Ten aanzien van partnerlanden of groepen van partnerlanden die rechtstreeks betrokken zijn bij of getroffen worden door een crisis of post-crisis, wordt bij de indicatieve meerjarenprogramma's bijzondere nadruk gelegd op versterking van de coördinatie tussen hulp, rehabilitatie en ontwikkeling, zodat de overgang van noodsituatie naar ontwikkelingsfase kan worden verzekerd. Voor de landen en regio's waar zich regelmatig natuurrampen voordoen, ligt de nadruk op de voorbereiding op en het voorkomen van rampen en de beheersing van de gevolgen van dit soort rampen.
7.
Ter stimulering van de regionale samenwerking kan de Commissie bij de vaststelling van de jaarlijkse actieprogramma's van het in artikel 22 bedoelde type of de in artikel 23 bedoelde bijzondere maatregelen voor samenwerking, besluiten dat in het kader van dit hoofdstuk de in bijlage V genoemde landen in aanmerking komen, overeenkomstig artikel 2, lid 4, eerste alinea, indien het uit te voeren project of programma een regionaal of grensoverschrijdend karakter heeft. In de in dit artikel en in artikel 20 bedoelde strategiedocumenten en indicatieve meerjarenprogramma's kan in deze mogelijkheid worden voorzien.
8.
De Commissie en de lidstaten plegen in een vroeg stadium van het programmeringsproces overleg met elkaar en met andere donors en ontwikkelingsactoren, waaronder vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en regionale en plaatselijke overheden, ter bevordering van de complementariteit van hun samenwerkingsactiviteiten.