Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 2157/2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE)
Artikel 8 [Zetelverplaatsing]
Geldend
Geldend vanaf 08-10-2004
- Bronpublicatie:
08-10-2001, PbEG 2001, L 294 (uitgifte: 10-11-2001, regelingnummer: 2157/2001)
- Inwerkingtreding
08-10-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-10-2001, PbEG 2001, L 294 (uitgifte: 10-11-2001, regelingnummer: 2157/2001)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
1.
De statutaire zetel van de SE kan overeenkomstig de leden 2 tot en met 13 naar een andere lidstaat worden verplaatst. De zetelverplaatsing leidt noch tot ontbinding van de SE, noch tot vorming van een nieuwe rechtspersoon.
2.
Een voorstel tot zetelverplaatsing wordt opgesteld door het leidinggevend orgaan of het bestuursorgaan en wordt overeenkomstig artikel 13 openbaar gemaakt, onverminderd de bijkomende vormen van openbaarmaking die door de lidstaat van de statutaire zetel worden voorgeschreven. Dit voorstel vermeldt de huidige naam, de statutaire zetel en het nummer van de SE en behelst:
- a)
de voor de SE voorgestelde statutaire zetel;
- b)
de voor de SE voorgestelde statuten en, in voorkomend geval, haar nieuwe benaming;
- c)
de eventuele gevolgen van de verplaatsing voor de rol van de werknemers;
- d)
het voor de verplaatsing voorgestelde tijdschema;
- e)
de rechten ter bescherming van de aandeelhouders en/of schuldeisers.
3.
Het leidinggevend of het bestuursorgaan stelt een verslag op waarin de juridische en economische aspecten van de zetelverplaatsing worden toegelicht en onderbouwd en waarin de gevolgen van de verplaatsing voor de aandeelhouders, de schuldeisers en de werknemers worden toegelicht.
4.
De aandeelhouders en de schuldeisers van de SE hebben het recht om, ten minste een maand vóór de algemene vergadering die zich over de zetelverplaatsing dient uit te spreken, in de statutaire zetel van de SE kennis te nemen van het verplaatsingsvoorstel en van het verslag dat op grond van lid 3 is opgesteld, en om op verzoek gratis een afschrift van deze documenten te krijgen.
5.
Een lidstaat kan voor de op zijn grondgebied ingeschreven SE's voorschriften aannemen met het oog op een passende bescherming van de minderheidsaandeelhouders die tegen de zetelverplaatsing zijn.
6.
Het besluit tot zetelverplaatsing kan pas twee maanden na de openbaarmaking van genoemd voorstel worden genomen. Dit besluit wordt genomen onder de in artikel 59 vermelde voorwaarden.
7.
Voordat de bevoegde autoriteit het in lid 8 bedoelde attest afgeeft, moet de SE aantonen dat, met betrekking tot vorderingen die vóór de bekendmaking van het verplaatsingsvoorstel ontstaan, de belangen van de schuldeisers en van de houders van andere rechten jegens de SE (de rechten van overheidslichamen daaronder begrepen) afdoende beschermd zijn overeenkomstig de voorschriften van de lidstaat waar de SE vóór de verplaatsing haar statutaire zetel heeft.
Een lidstaat kan de toepassing van de eerste alinea uitbreiden tot vorderingen die vóór de verplaatsing ontstaan (of kunnen ontstaan).
De eerste en de tweede alinea laten de toepassing op SE's van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot het verrichten en waarborgen van betalingen aan overheidslichamen onverlet.
8.
In de lidstaat waar de SE haar statutaire zetel heeft, geeft de rechter, de notaris of een andere bevoegde instantie een attest af waaruit afdoende blijkt dat de aan de zetelverplaatsing voorafgaande handelingen en formaliteiten vervuld zijn.
9.
De nieuwe inschrijving kan pas plaatsvinden na overlegging van het in lid 8 bedoelde attest, alsmede van het bewijs dat de voor de inschrijving in het land van de nieuwe statutaire zetel vereiste formaliteiten vervuld zijn.
10.
De verplaatsing van de statutaire zetel van de SE, alsmede de daarmee gepaard gaande wijziging van de statuten, worden van kracht op de datum waarop de SE overeenkomstig artikel 12 wordt ingeschreven in het register van de nieuwe statutaire zetel.
11.
Wanneer de nieuwe inschrijving van de SE heeft plaatsgevonden, stelt het register van de nieuwe inschrijving het register van de vorige inschrijving daarvan in kennis. De doorhaling van de vorige inschrijving vindt plaats bij de ontvangst van die kennisgeving, doch niet eerder.
12.
De nieuwe inschrijving en de doorhaling van de oude inschrijving worden in de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 13 openbaar gemaakt.
13.
De openbaarmaking van de nieuwe inschrijving van de SE heeft tot gevolg dat de nieuwe statutaire zetel aan derden kan worden tegengeworpen. Zolang de doorhaling van de inschrijving in het register van de vroegere zetel nog niet openbaar is gemaakt, kunnen derden zich echter blijven beroepen op de vroegere zetel, tenzij de SE aantoont dat die derden kennis droegen van de nieuwe statutaire zetel.
14.
In de wetgeving van een lidstaat kan worden bepaald dat ten aanzien van de in die lidstaat ingeschreven SE's een zetelverplaatsing die tot wisseling van het toepasselijke recht zou leiden, geen rechtsgevolgen heeft indien een bevoegde autoriteit van die lidstaat daartegen binnen de in lid 6 bedoelde termijn van twee maanden bezwaar maakt. Dit bezwaar kan slechts worden gemaakt om redenen van algemeen belang.
Wanneer een SE overeenkomstig communautaire richtlijnen onderworpen is aan het toezicht van een nationale financiële toezichthoudende autoriteit kan ook die autoriteit bezwaar maken tegen de zetelverplaatsing.
Tegen het bezwaar moet beroep op de rechter openstaan.
15.
Indien tegen een SE een procedure inzake ontbinding, liquidatie, insolventie, opschorting van betalingen of een andere soortgelijke procedure is ingeleid, mag zij haar statutaire zetel niet verplaatsen.
16.
Een SE die haar statutaire zetel naar een andere lidstaat heeft verplaatst, wordt met betrekking tot vóór de datum van de zetelverplaatsing als bedoeld in lid 10, opgetreden geschillen geacht haar statutaire zetel te hebben in de lidstaat waar de SE vóór de zetelverplaatsing was ingeschreven, zelfs indien een rechtsvordering tegen de SE na de zetelverplaatsing wordt ingeleid.