Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 27-11-2001
- Bronpublicatie:
23-10-2001, PbEG 2001, L 309 (uitgifte: 27-11-2001, regelingnummer: 2001/80/EG)
- Inwerkingtreding
27-11-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-10-2001, PbEG 2001, L 309 (uitgifte: 27-11-2001, regelingnummer: 2001/80/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
- 1)
‘emissie’: uitworp van stoffen in de lucht door een stookinstallatie;
- 2)
‘rookgassen’: gasvormige uitworp die vaste, vloeibare of gasvormige emissies bevat; het debiet van rookgassen wordt berekend in kubieke meter per uur bij genormaliseerde temperatuur (273 K) en druk (101,3 kPa) en na aftrek van het waterdampgehalte, en wordt uitgedrukt in ‘Nm3/h’;
- 3)
‘emissiegrenswaarde’: toelaatbare hoeveelheid van een stof die met de rookgassen van een stookinstallatie gedurende een bepaalde periode in de lucht mag worden uitgestoten; de emissiegrenswaarde wordt berekend in massa per volume rookgassen bij een zuurstofgehalte in de rookgassen van 3 volumepercent in het geval van vloeibare en gasvormige brandstoffen, van 6 volumepercent in het geval van vaste brandstoffen en van 15 volumepercent in het geval van gasturbines, en wordt uitgedrukt in ‘mg/Nm3’;
- 4)
‘ontzwavelingspercentage’: de verhouding tussen de hoeveelheid zwavel die gedurende een bepaalde periode op de locatie van een stookinstallatie niet wordt uitgestoten en de hoeveelheid zwavel in de brandstof die in de stookinstallatie en de bijhorende voorzieningen wordt ingevoerd en in dezelfde periode wordt verbruikt;
- 5)
‘exploitant’: iedere natuurlijke of rechtspersoon die de stookinstallatie exploiteert of daarover beslissende economische zeggenschap heeft of aan wie een dergelijke zeggenschap is overgedragen;
- 6)
‘brandstof’: elke vaste, vloeibare of gasvormige brandbare stof waarmee de stookinstallatie wordt gevoed, met uitzondering van afvalstoffen die vallen onder Richtlijn 89/369/EEG van de Raad van 8 juni 1989 ter voorkoming van door nieuwe installaties voor de verbranding van stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging (l), Richtlijn 89/429/EEG van de Raad van 21 juni 1989 ter vermindering van door bestaande installaties voor de verbranding van stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging(2) en Richtlijn 94/67/EG van de Raad van 16 december 1994 betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen(3), of toekomstige communautaire besluiten tot intrekking of vervanging van een of meer van deze richtlijnen;
- 7)
‘stookinstallatie’: elk technisch toestel waarin brandstoffen worden geoxydeerd teneinde de aldus opgewekte warmte te gebruiken.
Deze richtlijn is enkel van toepassing op stookinstallaties die bestemd zijn voor de opwekking van energie, met uitzondering van die welke de verbrandingsproducten rechtstreeks in productieprocédés gebruiken. Deze richtlijn is met name niet van toepassing op de volgende verbrandingsinstallaties:
- a)
installaties waarin de verbrandingsproducten worden gebruikt voor directe verwarming, droging of enige andere behandeling van voorwerpen of materialen, bijvoorbeeld herverhittingsovens en ovens voor warmtebehandeling;
- b)
naverbrandingsinstallaties, dat wil zeggen technische voorzieningen voor de zuivering van rookgassen door verbranding, die niet als autonome stookinstallatie worden geëxploiteerd;
- c)
installaties voor het regenereren van katalysatoren voor het katalytisch kraakproces;
- d)
installaties om zwavelwaterstof om te zetten in zwavel;
- e)
in de chemische industrie gebruikte reactoren;
- f)
cokesbatterijovens;
- g)
windverhitters van hoogovens;
- h)
technische voorzieningen die bij de voortstuwing van een voertuig, schip of vliegtuig worden gebruikt;
- i)
gasturbines die op offshore-platforms worden gebruikt;
- j)
gasturbines die vóór 27 november 2002 een vergunning hebben gekregen of waarvoor, vóór 27 november 2002, naar het oordeel van de bevoegde autoriteit een volledige vergunning is aangevraagd, mits de installatie niet later dan 27 november 2003 in gebruik genomen wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 1, en bijlage VIII(A) en (B).
Installaties die worden aangedreven door diesel-, benzine of gasmotoren zijn niet aan deze richtlijn onderworpen.
Wanneer twee of meer afzonderlijke nieuwe installaties zo worden geïnstalleerd dat hun rookgassen naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten, met inachtneming van technische en economische omstandigheden, via één gemeenschappelijke schoorsteen zouden kunnen worden uitgestoten, wordt dit samenstel van installaties als één eenheid aangemerkt;
- 8)
‘gemengde stookinstallatie’: elke stookinstallatie die terzelfder tijd of beurtelings met twee of meer brandstoffen kan worden gevoed;
- 9)
‘nieuwe installatie’: elke stookinstallatie waarvoor de eerste bouwvergunning of, bij gebreke van een dergelijke procedure, de eerste bedrijfsvergunning op of na 1 juli 1987 is verleend;
- 10)
‘bestaande installatie’: elke stookinstallatie waarvoor de eerste bouwvergunning of, bij gebreke van een dergelijke procedure, de eerste bedrijfsvergunning vóór 1 juli 1987 is verleend;
- 11)
‘biomassa’: producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten, alsmede de volgende als brandstof gebruikte afvalstoffen:
- a)
plantaardig afval uit land- en bosbouw;
- b)
plantaardige afval van de levensmiddelenindustrie, indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen;
- c)
vezelachtig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp; indien het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen.
- d)
kurkafval;
- e)
houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten, wat in het bijzonder het geval is voor houtafval afkomstig van bouw- en sloopafval;
- 12)
‘gasturbine’: een roterende machine die thermische energie in arbeid omzet, in hoofdzaak bestaande uit een compressor, een thermisch toestel waarin brandstof wordt geoxydeerd om het werkmedium te verhitten, en een turbine.
- 13)
‘ultraperifere gebieden’: Frankrijk voor de Franse Overzeese Departementen, Portugal voor de Azoren en Madeira, en Spanje voor de Canarische Eilanden.