Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 501 quater Prudentiële behandeling van blootstellingen met betrekking tot ecologische of sociale factoren
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 09-07-2024.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De EBA beoordeelt, na overleg met het ESRB, op basis van de beschikbare gegevens, of de specifieke prudentiële behandeling van blootstellingen met betrekking tot activa of passiva die aan het effect van ecologische of sociale factoren onderhevig zijn, moet worden aangepast. De EBA onderzoekt met name:
- a)
de beschikbaarheid en toegankelijkheid van betrouwbare en consistente ESG-gegevens voor elke categorie blootstellingen als bepaald overeenkomstig deel drie, titel II;
- b)
in overleg met de Eiopa, de haalbaarheid van het invoeren van een gestandaardiseerde methode om de blootstellingen in kaart te brengen en te kwalificeren, voor elke categorie blootstellingen als bepaald overeenkomstig deel drie, titel II, op basis van een gemeenschappelijke reeks beginselen voor ESG-risicoclassificatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van de informatie over transitie- en fysieke risico-indicatoren die beschikbaar is gesteld in de in de Unie vastgestelde kaders voor duurzaamheidsrapportage en, voor zover internationaal beschikbaar, de richtsnoeren en conclusies uit de stresstests voor toezichtdoeleinden of scenarioanalyses van klimaatgerelateerde financiële risico's die door de EBA of de bevoegde autoriteiten zijn uitgevoerd en, als die de ESG-risico's naar behoren weerspiegelen, de ESG-score van de kredietrisicorating door een aangewezen EKBI;
- c)
de daadwerkelijke risicogevoeligheid van blootstellingen met betrekking tot activa en activiteiten die aan effecten van ecologische of sociale factoren onderhevig zijn, in vergelijking met de risicogevoeligheid van andere blootstellingen en de mogelijke aanvullende en meer uitvoerige herzieningen van het kader die in overweging moeten worden genomen, rekening houdend met de door het BCBS op internationaal niveau overeengekomen ontwikkelingen;
- d)
de potentiële gevolgen op korte, middellange en lange termijn van een aangepaste specifieke prudentiële behandeling van blootstellingen met betrekking tot activa en activiteiten die aan effecten van ecologische of sociale factoren onderhevig zijn, voor de financiële stabiliteit en de bancaire kredietverlening in de Unie;
- e)
de gerichte verbeteringen die in het huidige prudentiële kader in overweging kunnen worden genomen.
2.
De EBA dient uiterlijk op de volgende data opeenvolgende verslagen over haar bevindingen in bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie:
- a)
9 juli 2024 voor de uit hoofde van lid 1, punt e), vereiste beoordelingen;
- b)
31 december 2024 voor de uit hoofde van lid 1, punten a) en b), vereiste beoordelingen;
- c)
31 december 2025 voor de uit hoofde van lid 1, punten c) en d), vereiste beoordelingen.
Op basis van die EBA-verslagen dient de Commissie, in voorkomend geval, uiterlijk op 31 december 2026 een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.