Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 8c
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De functionele autoriteit stelt in overeenstemming met de rechterlijk ambtenaar, die zijn ambt op basis van een aanstelling of aanwijzing voor een bepaalde arbeidsduur vervult, voor hem een werktijdregeling vast.
2.
Onder werktijdregeling wordt in dit besluit verstaan: een voor een periode langer dan een week opgesteld en van tevoren bekend gemaakt schema van aanvang en einde van de dagelijkse werktijden. In de werktijdregeling wordt het aantal te werken uren, bedoeld in artikel 8a, tweede en derde lid, of 8b, vijfde lid, vermeld.
3.
Op verzoek van de rechterlijk ambtenaar, voor wie de arbeidsduur niet ingevolge artikel 8b is vastgesteld op meer dan gemiddeld 36 uren per week, kan de functionele autoriteit, indien het dienstbelang zich hiertegen niet verzet, een werktijdregeling vaststellen waarbij het aantal te werken uren gelijk is aan het aantal kalenderdagen per jaar, verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen en niet op zaterdag of zondag vallende feestdagen, bedoeld in artikel 38c, in dat jaar, vermenigvuldigd met acht. Hetgeen hierover is bepaald in de laatstelijk afgesloten arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn is van overeenkomstige toepassing.
4.
Van de werktijdregeling kan slechts worden afgeweken voor een beperkte duur en indien het dienstbelang dit naar het oordeel van de functionele autoriteit onvermijdelijk maakt.
5.
Op zaterdagen kunnen werkzaamheden worden opgedragen, mits het dienstbelang daartoe naar het oordeel van de functionele autoriteit aanleiding geeft.
6.
In bijzondere gevallen kan door de functionele autoriteit van het vaststellen van een werktijdregeling worden afgezien. Het vijfde lid is in dit geval van overeenkomstige toepassing.