Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg
Artikel 23 [Schadevergoeding bij verlies]
Geldend
Geldend vanaf 28-12-1980
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Protocol van 05-07-1978, Trb. 1980, 155.
- Bronpublicatie:
05-07-1978, Trb. 1980, 155 (uitgifte: 30-09-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-12-1980
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-01-1986, Trb. 1986, 20 (uitgifte: 31-01-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Vervoersrecht / Wegvervoer
1.
Wanneer ingevolge de bepalingen van dit Verdrag een schadevergoeding voor geheel of gedeeltelijk verlies van de goederen ten laste van de vervoerder wordt gebracht, wordt deze schadevergoeding berekend naar de waarde van de goederen op de plaats en het tijdstip van de inontvangstneming.
2.
De waarde van de goederen wordt vastgesteld volgens de beurskoers of, bij gebreke daarvan, volgens de gangbare marktprijs of, bij gebreke van een en ander, volgens de gebruikelijke waarde van goederen van dezelfde aard en kwaliteit.
3.
De schadevergoeding kan evenwel niet meer bedragen dan 8.33 rekeneenheden voor elk ontbrekend kilogram bruto-gewicht.
4.
Bovendien worden de vrachtprijs, de douanerechten en de overige met betrekking tot het vervoer der goederen gemaakte kosten, in geval van geheel verlies volledig en in geval van gedeeltelijk verlies naar verhouding, terugbetaald; verdere schadevergoeding is niet verschuldigd.
5.
In geval van vertraging is, indien de rechthebbende bewijst, dat daardoor schade is ontstaan, de vervoerder gehouden voor deze schade een vergoeding te betalen, die niet meer kan bedragen dan de vrachtprijs.
6.
Hogere vergoedingen kunnen slechts worden gevorderd in geval van aangifte van de waarde der goederen of van een bijzonder belang bij de aflevering, overeenkomstig de artikelen 24 en 26.
7.
De in dit Verdrag genoemde rekeneenheid is het bijzondere trekkingsrecht zoals dit is omschreven door het Internationale Monetaire Fonds. Het in het derde lid van dit artikel genoemde bedrag wordt omgerekend in de nationale munteenheid van de Staat van het gerecht, waarvoor de vordering aanhangig is, volgens de waarde van die munteenheid op de datum van het vonnis of de datum, die de Partijen zijn overeengekomen. De waarde van de nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een Staat, die lid is van het Internationale Monetaire Fonds, wordt berekend overeenkomstig de waarderingsmethode die door het Internationale Monetaire Fonds op de desbetreffende datum wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties. De waarde van de nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een Staat, die geen lid is van het Internationale Monetaire Fonds, wordt berekend op een door die Staat vastgestelde wijze.
8.
Niettemin kan een Staat, die geen lid is van het Internationale Monetaire Fonds en waarvan de wet de toepassing van de bepalingen van het zevende lid van dit artikel niet toelaat, op het tijdstip van bekrachtiging van of toetreding tot het Protocol bij het CMR, of op enig tijdstip nadien, verklaren dat de in het derde lid van dit artikel bedoelde aansprakelijkheidsgrens, die op zijn grondgebied van toepassing is, 25 monetaire eenheden bedraagt. De in dit lid bedoelde monetaire eenheid komt overeen met 10/31 gram goud van een gehalte van 0,900. De omrekening van het in dit lid genoemde bedrag in de nationale munteenheid geschiedt volgens de wet van de betrokken Staat.
9.
De in de laatste zin van het zevende lid van dit artikel genoemde berekening en de in het achtste lid van dit artikel genoemde omrekening geschieden op zodanige wijze, dat in de nationale munteenheid van de Staat zo veel mogelijk dezelfde werkelijke waarde tot uitdrukking komt voor het bedrag genoemd in het derde lid van dit artikel, als daarin uitgedrukt in rekeneenheden. Bij nederlegging van een in artikel 3 van het Protocol bij het CMR genoemde akte en telkens wanneer een verandering optreedt in hun wijze van berekening ingevolge het zevende lid van dit artikel of in het resultaat van de omrekening ingevolge het achtste lid van dit artikel, delen de Staten de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties hun wijze van berekening dan wel het resultaat van de omrekening mede.