Einde inhoudsopgave
Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming
Artikel 28 Derde landen en internationale organisaties
Geldend
Geldend vanaf 21-03-2019
- Redactionele toelichting
De bestaande regelingen die vallen onder dit artikel blijven van toepassing tot zij worden vervangen, naargelang het geval.
- Bronpublicatie:
13-03-2019, PbEU 2019, L 77 I (uitgifte: 20-03-2019, regelingnummer: 2019/420)
- Inwerkingtreding
21-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-2019, PbEU 2019, L 77 I (uitgifte: 20-03-2019, regelingnummer: 2019/420)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
Het Uniemechanisme staat open voor deelname van:
- a)
de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), overeenkomstig de voorwaarden van de EER-overeenkomst, en andere Europese landen indien overeenkomsten en procedures dit bepalen;
- b)
toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelname van die landen aan EU-programma's zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of overeenkomsten van gelijke strekking.
1 bis.
De deelname aan het Uniemechanisme omvat de deelname aan de activiteiten ervan overeenkomstig de in dit besluit bepaalde doelstellingen, voorschriften, criteria, procedures en termijnen, en voldoet aan de specifieke voorwaarden die zijn vastgelegd in de overeenkomsten tussen de Unie en het deelnemend land.
2.
Financiële bijstand als bedoeld in artikel 20 en artikel 21, lid 1, onder a), b), f) en h) kan ook worden verleend aan kandidaat-lidstaten en aan potentiële kandidaat die niet aan het Uniemechanisme deelnemen en aan landen die deel uitmaken van het ENB, voor zover deze financiële bijstand een aanvulling vormt op financiering in het kader van een toekomstige wetgevingshandeling van de Unie in verband met de instelling van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) en een toekomstige wetgevingshandeling van de Unie in verband met de instelling van het Europees nabuurschapsinstrument.
3.
Internationale of regionale organisaties, of landen die deel uitmaken van het Europese nabuurschapsbeleid kunnen deelnemen aan activiteiten in het kader van het Uniemechanisme indien toepasselijke bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen die organisaties of landen en de Unie in die mogelijkheid voorzien.