Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 14 Vermogenswinsten
Geldend
Geldend vanaf 31-12-1993
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 1993, 158).
- Bronpublicatie:
18-12-1992, Trb. 1993, 77 (uitgifte: 07-06-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
18-12-1992, Trb. 1993, 77 (uitgifte: 07-06-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-12-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-12-1993, Trb. 1993, 202 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
31-12-1993, Trb. 1993, 202 (uitgifte: 01-01-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voordelen verkregen door een inwoner van een van de Staten uit de vervreemding van onroerende zaken die zijn gelegen in de andere Staat mogen in die andere Staat worden belast. Voor de toepassing van dit lid omvat de uitdrukking ‘onroerende zaken die zijn gelegen in de andere Staat’:
- a.
onroerende zaken zoals bedoeld in artikel 6 (Inkomsten uit Onroerende Zaken); en
- b.
aandelen of andere vergelijkbare vennootschappelijke rechten in een lichaam dat inwoner is van die andere Staat en waarvan de activa middellijk of onmiddellijk grotendeels bestaan uit onroerende zaken gelegen in die andere Staat, en een belang in een vennootschap, een trust of een nalatenschap, voor zover dat toerekenbaar is aan onroerende zaken gelegen in die andere Staat.
In de Verenigde Staten omvat de uitdrukking een ‘United States real property interest’ zoals omschreven in de Internal Revenue Code op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst, en van tijd tot tijd gewijzigd zonder de algemene uitgangspunten beschreven in dit lid te wijzigen.
2
a.
Indien een persoon, die sinds 18 juni 1980 onafgebroken inwoner is geweest van een van de Staten, na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst onroerende zaken vervreemdt die zijn gelegen in de andere Staat, en deze vervreemding door de andere Staat niet kon worden belast onder de bepalingen van het eerdere Verdrag zoals dit is omschreven in het tweede lid van artikel 37 (Inwerkingtreding), en:
- i.
de inwoner de vervreemde zaak vanaf 18 juni 1980 tot de datum van vervreemding onafgebroken in zijn bezit heeft gehad; of
- ii.
aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
A. de inwoner heeft de vervreemde zaak verworven door een transactie die voor de belastingheffing in de andere Staat kwalificeerde om niet in aanmerking genomen te worden (vastgesteld zonder rekening te houden met artikel 897 van de Internal Revenue Code), en de inwoner heeft de zaak onafgebroken in zijn bezit gehad sinds de verwerving ervan; en
B. de oorspronkelijke waardegrondslag van de vervreemde zaak voor de inwoner was gelijk aan hetzij de waardegrondslag van de zaak die de inwoner inruilde voor de vervreemde zaak, hetzij de waardegrondslag van de vervreemde zaak onmiddellijk voorafgaand aan de overdracht in de handen van de persoon die de zaak overdroeg aan de inwoner; dan
wordt het voordeel waarover in de andere Staat ingevolge dit artikel belasting is verschuldigd, verminderd met het gedeelte van het voordeel dat, per maand, naar evenredigheid kan worden toegerekend aan het tijdvak dat eindigt op 31 december 1984, of met een zoveel groter gedeelte als ten genoegen van de bevoegde autoriteit van die andere Staat kan worden aangetoond, kan worden toegerekend aan dat tijdvak.
b.
De bepalingen van dit lid zijn niet van toepassing, tenzij gedurende het tijdvak van 1 januari 1992 tot en met de datum van vervreemding, de inwoner en elke andere persoon die de zaak gedurende die periode in bezit heeft gehad, gerechtigd was tot de voordelen van dit artikel ingevolge artikel 26 (Beperking van Voordelen) of daartoe gerechtigd zou zijn geweest indien de Overeenkomst gedurende dat hele tijdvak van kracht zou zijn geweest. Bovendien moet iedere persoon die de zaak gedurende het tijdvak van 18 juni 1980 tot en met 31 december 1991 in zijn bezit heeft gehad inwoner zijn geweest van een van de Staten ingevolge het eerdere Verdrag zoals dit is omschreven in het tweede lid van artikel 37 (Inwerkingtreding).
c.
De bepalingen van dit lid zijn niet van toepassing op de vervreemding van een zaak die:
- i.
op enig tijdstip op of na 18 juni 1980 deel heeft uitgemaakt van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting of heeft behoord tot een vast middelpunt, gelegen in de andere Staat;
- ii.
middellijk of onmiddellijk was verworven door enig persoon op of na 18 juni 1980, in een transactie die voor de belastingheffing niet kwalificeerde om niet in aanmerking genomen te worden (vastgesteld zonder rekening te houden met artikel 897 van de Internal Revenue Code), of in een transactie waarin de zaak is verworven in ruil voor een activum dat was verworven in een transactie die voor de belastingheffing niet kwalificeerde om niet in aanmerking genomen te worden (vastgesteld zonder rekening te houden met artikel 897 van de Internal Revenue Code); of
- iii.
middellijk of onmiddellijk was verworven door enig persoon op of na 18 juni 1980 in ruil voor een zaak beschreven onder (i) of (ii), of een zaak waarvan de vervreemding had kunnen worden belast door de andere Staat ingevolge de bepalingen van het eerdere Verdrag zoals dit is omschreven in het tweede lid van artikel 37 (Inwerkingtreding).
3.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten in de andere Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een van de Staten in de andere staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, mogen in die andere Staat worden belast.
4.
Niettegenstaande de bepalingen van het derde lid zijn voordelen verkregen uit een fictieve vervreemding van lichamelijke roerende zaken waarop kan worden afgeschreven en die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten in de andere Staat heeft op grond van de bepalingen van het derde lid van artikel 27 (Werkzaamheden Buitengaats), of van lichamelijke roerende zaken waarop kan worden afgeschreven en die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een van de Staten op grond van de bepalingen van het vijfde lid van artikel 27 (Werkzaamheden Buitengaats) voor het verrichten van zelfstandige arbeid in de andere Staat tot zijn beschikking staat, slechts belastbaar in de Staat waar de onderneming is gevestigd als het tijdvak gedurende hetwelk de lichamelijke roerende zaken waarop kan worden afgeschreven deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of behoren tot dat vaste middelpunt korter is dan 3 maanden en mits de feitelijke vervreemding van de lichamelijke roerende zaken waarop kan worden afgeschreven niet plaatsvindt binnen 1 jaar na de datum van de fictieve vervreemding van deze zaken.
Indien het voordeel verkregen uit de fictieve vervreemding van de lichamelijke roerende zaken waarop kan worden afgeschreven slechts belastbaar is in de Staat waar de onderneming is gevestigd, wordt bij het bepalen van de winst van de vaste inrichting of van het vaste middelpunt in de andere Staat met betrekking tot die lichamelijke roerende zaken waarop kan worden afgeschreven de afschrijving gebaseerd op de laagste van de boekwaarde of de marktwaarde, berekend op het tijdstip waarop die zaken deel werden van het bedrijfsvermogen van de vaste inrichting of die zaken voor het eerst behoorden tot het vaste middelpunt.
5.
Niettegenstaande de bepalingen van het derde lid zijn voordelen verkregen door een onderneming van een van de Staten uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, en van roerende goederen die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, slechts in die Staat belastbaar.
6.
Voordelen, zoals beschreven in artikel 13 (Royalty's) zijn belastbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 13.
7.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan de goederen bedoeld in het eerste tot en met het vijfde lid zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
8.
Indien een inwoner van een van de Staten goederen vervreemdt in het kader van de oprichting van een lichaam, in het kader van een reorganisatie, fusie, splitsing of van een soortgelijke transactie, en de op deze vervreemding betrekking hebbende winst, voordelen of inkomsten voor de belastingheffing van die Staat niet in aanmerking worden genomen of de belastingheffing daarover wordt uitgesteld, wordt voor enige belasting die anders met betrekking tot die vervreemding zou zijn geheven door de andere Staat ook uitstel verleend, voor zover en voor zolang als voor die belasting uitstel zou zijn verleend indien de vervreemder een inwoner van de andere Staat zou zijn geweest, maar niet langer en voor geen groter bedrag dan in de eerstgenoemde Staat, mits die belasting bij een latere vervreemding kan worden geïnd en de inning van het bedrag aan belasting in kwestie bij de latere vervreemding ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van beide Staten is zekergesteld.
De bevoegde autoriteiten van de Staten ontwikkelen uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van de toepassing van dit lid.
9.
De bepalingen van het zevende lid tasten niet aan het recht van elk van de Staten overeenkomstig zijn eigen wetgeving belasting te heffen op voordelen die uit de vervreemding van aandelen of andere vennootschappelijke rechten die aanspraak geven op een aandeel in de winst in een lichaam waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en dat volgens de wetgeving van die Staat daarvan inwoner is, worden verkregen door een natuurlijke persoon, die inwoner is van de andere Staat en die:
- a.
op enig tijdstip gedurende het tijdvak van vijf jaar dat aan de vervreemding voorafgaat inwoner is geweest van de eerstgenoemde Staat, en
- b.
op het moment van de vervreemding, hetzij alleen, hetzij te zamen met verwante natuurlijke personen, ten minste 25 percent van enige soort van de aandelen van dat lichaam bezit.
Voor de toepassing van dit lid betekent de uitdrukking ‘verwante natuurlijke personen’ de echtgenoot van de vervreemder en zijn bloed- of aanverwanten in de rechte linie (voorouders en rechtstreekse afstammelingen) en zijn bloed- of aanverwanten in de tweede graad van de zijlinie (broers, zusters of hun echtgenoten).