Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (2018A003)
IV Rechten van betrokkene op inzage
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-06-2018, Stcrt. 2018, 36059 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: 2018A003)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2018, Stcrt. 2018, 36059 (uitgifte: 29-06-2018, regelingnummer: 2018A003)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Strafprocesrecht / Voorfase
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Artikel 39i Wjsg verplicht het Openbaar Ministerie ertoe om eenieder op diens verzoek binnen zes weken – met een mogelijkheid tot verdaging van vier weken – mee te delen of deze persoon betreffende strafvorderlijke gegevens zijn vastgelegd en zo ja welke. Het recht op kennisneming biedt betrokkene de mogelijkheid om er achter te komen of over hem gegevens in een strafdossier of een geautomatiseerd systeem zijn vastgelegd en om te beoordelen of die gegevens juist zijn.
Dit recht is niet absoluut. De mededeling of en zo ja, welke strafvorderlijke gegevens zijn vastgelegd kan op grond van artikel 39l Wjsg achterwege blijven als dat noodzakelijk is in het belang van:
- a)
de voorkoming van de belemmering van gerechtelijke procedures;
- b)
het voorkomen, opsporen en vervolgen van strafbare feiten;
- c)
de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van derden;
- d)
de veiligheid van de staat.
Aan het recht op kennisneming kan op verschillende manieren worden voldaan, bijvoorbeeld door een mededeling of inzage in de betreffende gegevens. Artikel 39i Wjsg verplicht in ieder geval niet tot afgifte van stukken.
Het verzoek kan worden gericht aan het OM-onderdeel waar de informatie waarschijnlijk verwerkt is.