Einde inhoudsopgave
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
Artikel 33 [Procedure bij inbewaringstelling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 507 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36427)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 507 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36427)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
1.
Van iedere inbewaringstelling maakt de betrokken ambtenaar proces-verbaal op. Hij zendt dit proces-verbaal binnen vierentwintig uur aan de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. Een afschrift van het proces-verbaal wordt gelijktijdig uitgereikt of toegezonden aan de bestuurder, alsmede aan degene aan wie het kenteken van het motorrijtuig is opgegeven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 29, derde lid.
2.
Tegen een inbewaringstelling kan elke belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank op grond dat
- a.
de inbewaringstelling met een algemeen verbindend voorschrift strijdt;
- b.
de ambtenaar van zijn in artikel 32 omschreven bevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft gebruik gemaakt.
3.
Het beroepschrift wordt ingediend bij de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied.
4.
Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen vier dagen nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.
5.
De kantonrechter beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het beroepschrift bij de officier van justitie is ingediend. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift en de uitspraak zijn de artikelen 11, derde, vierde lid en vijfde lid, 12, 13, 13a, met uitzondering van het tweede tot en met vierde lid, en 13b van overeenkomstige toepassing.
6.
Indien de kantonrechter het beroepschrift gegrond acht, gelast hij de onmiddellijke teruggave van het voertuig.
7.
Het instellen van beroep schorst de bevoegdheid van de officier van justitie, bedoeld in artikel 29, derde lid, tot de dag na die waarop de kantonrechter zijn beslissing heeft gegeven.