Einde inhoudsopgave
Faillissementswet
Artikel 383 [Verzoek om homologatie onderhands akkoord]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
23-11-2022, Stb. 2022, 491 (uitgifte: 08-12-2022, kamerstukken: 36040)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-12-2022, Stb. 2022, 492 (uitgifte: 08-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
Als ten minste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd, kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige, bedoeld in artikel 371, zo die is aangewezen, de rechtbank schriftelijk verzoeken om homologatie van het akkoord. Als het akkoord een wijziging omvat van rechten van schuldeisers met een vordering die bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement naar verwachting geheel of tenminste gedeeltelijk kan worden voldaan, dient die ene klasse, bedoeld in de vorige zin, te bestaan uit schuldeisers die vallen binnen deze categorie schuldeisers. Is het akkoord door de schuldenaar voorbereid en overeenkomstig artikel 371, eerste lid, vijfde zin, door de herstructureringsdeskundige ter stemming aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders voorgelegd, dan kan de schuldenaar zelf geen homologatieverzoek indienen, maar doet de herstructureringsdeskundige dit op verzoek van de schuldenaar of op zijn eigen initiatief.
2.
De herstructureringsdeskundige kan alleen met instemming van de schuldenaar een homologatieverzoek indienen als:
- a.
niet alle klassen met het akkoord hebben ingestemd, en
- b.
de schuldenaar of de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waartoe de schuldenaar behoort, een MKB-onderneming drijft.
Als de schuldenaar een rechtspersoon is, mogen de aandeelhouders het bestuur niet op onredelijke wijze belemmeren instemming te verlenen.
3.
Artikel 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, is van overeenkomstige toepassing.
4.
De rechtbank bepaalt zo spoedig mogelijk bij beschikking de zitting waarop zij de homologatie behandelt. Heeft de schuldenaar een verzoek ingediend tot homologatie van een akkoord waarmee niet alle klassen hebben ingestemd en heeft de rechtbank nog geen herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 aangewezen of een observator als bedoeld in artikel 380 aangesteld, dan stelt de rechtbank bij dezelfde beschikking alsnog een observator aan.
5.
Van de beschikking, bedoeld in het vierde lid, geeft de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige onverwijld schriftelijk kennis aan de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders.
6.
De zitting wordt ten minste acht en ten hoogste veertien dagen nadat het homologatieverzoek is ingediend en het verslag, bedoeld in artikel 382, ter griffie ter inzage is gelegd, gehouden.
7.
Als de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige de mogelijkheid wil gebruiken om een overeenkomst overeenkomstig artikel 373, eerste lid, eenzijdig op te zeggen, dan omvat het homologatieverzoek tevens een verzoek om toestemming voor die opzegging.
8.
Tot aan de dag van de zitting, bedoeld in het vierde lid, kunnen stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders bij de rechtbank een met redenen omkleed schriftelijk verzoek indienen tot afwijzing van het homologatieverzoek. Tot dat moment kan ook de wederpartij bij de overeenkomst, bedoeld in het vorige lid, een met redenen omkleed schriftelijk verzoek indienen tot afwijzing van het verzoek tot verlening van toestemming voor de opzegging, bedoeld in dat lid.
9.
Een schuldeiser, aandeelhouder of wederpartij als bedoeld in het vorige lid kan geen beroep doen op een afwijzingsgrond, als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het mogelijke bestaan van die afwijzingsgrond heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige zo die is aangewezen, terzake heeft geprotesteerd.