Einde inhoudsopgave
Regeling houders van dieren
Artikel 7.3 Monstername monitoring Ziekte van Aujeszky
Geldend
Geldend vanaf 16-11-2023
- Bronpublicatie:
06-11-2023, Stcrt. 2023, 30124 (uitgifte: 15-11-2023, regelingnummer: WJZ/38117709)
- Inwerkingtreding
16-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-11-2023, Stcrt. 2023, 30124 (uitgifte: 15-11-2023, regelingnummer: WJZ/38117709)
- Vakgebied(en)
Dierenrecht / Algemeen
1.
De houder van varkens op een A-bedrijf, C-bedrijf, of E-bedrijf, laat eenmaal per maand bloedmonsters nemen van de aanwezige varkens overeenkomstig de procedure van bijlage 10.
2.
De houder van varkens op een B-bedrijf, F-bedrijf, of D-bedrijf laat iedere viermaandelijkse periode die loopt van januari tot en met april, van mei tot en met augustus en van september tot en met december, bloed bemonsteren van drie varkens die:
- a.
ten minste 25 kg zwaar zijn; of
- b.
de zwaarste dieren zijn.
3.
Tijdens de monstername wordt ten minste 8 milliliter bloed per varken afgenomen.
4.
Het is toegestaan om het bloed, bedoeld in het tweede lid, af te laten nemen nadat de dieren zijn gedood.
5.
Het tweede lid is niet van toepassing indien het aantal gehouden varkens, uitgezonderd zogende biggen, gedurende de periode, bedoeld in tweede lid, minder dan 31 bedraagt.