Einde inhoudsopgave
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Artikel 16aa [Uitzonderingen verschuldigdheid teruggaaf]
Geldend
Geldend van 01-01-2022 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2021, 652 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35928)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2021, 652 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35928)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
1.
In afwijking van artikel 15, vierde lid, en artikel 15a, achtste en tiende lid, is het teruggegeven bedrag niet als belasting verschuldigd indien:
- a.
de tenaamstelling van het motorrijtuig komt te vervallen omdat het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht;
- b.
de tenaamstelling van het motorrijtuig komt te vervallen omdat het motorrijtuig wordt gesloopt; of
- c.
het motorrijtuig is gestolen en een melding van diefstal van het motorrijtuig is geplaatst in het kentekenregister.
2.
Het teruggegeven bedrag wordt, nadat dit is verminderd met overeenkomstige toepassing van artikel 10, zesde lid, alsnog als belasting verschuldigd:
- a.
op het moment van de tenaamstelling van het motorrijtuig, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b, het motorrijtuig opnieuw wordt tenaamgesteld;
- b.
op het moment van de hernieuwde aanvang van het gebruik met het motorrijtuig van de weg, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b, het motorrijtuig feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam, zonder dat het motorrijtuig opnieuw te naam is gesteld;
- c.
op het moment van de verwijdering van de melding van diefstal uit het kentekenregister, indien na toepassing van het eerste lid, onderdeel c, het motorrijtuig wordt teruggevonden, met dien verstande dat geen belasting verschuldigd is als het kenteken op dat moment nog op naam staat van degene aan wie de teruggaaf is verleend en deze het teruggevonden motorrijtuig aansluitend opnieuw in gebruik neemt binnen de voorwaarden van de teruggaaf. In het laatste geval blijven de feiten die zich hebben voorgedaan in de periode dat het motorrijtuig was gestolen buiten beschouwing voor de vraag, of aan de voorwaarden en beperkingen van de teruggaaf wordt voldaan.
3.
Bij de toepassing van het tweede lid zijn de artikelen 5, 6, 10, derde, vierde, vijfde en negende lid, en 12b van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat bij de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, de belasting wordt voldaan binnen een maand na de verwijdering van de melding van diefstal uit het kentekenregister.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.