Einde inhoudsopgave
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Artikel 15a [Teruggaaf bestelauto's voor vervoer gehandicapten]
Geldend
Geldend van 01-01-2022 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
22-12-2021, Stb. 2021, 652 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35928)
16-12-2020, Stb. 2020, 540 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken: 35572)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2021, Stb. 2021, 652 (uitgifte: 27-12-2021, kamerstukken: 35928)
16-12-2020, Stb. 2020, 540 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken: 35572)
- Vakgebied(en)
Belastingheffing van motorrijtuigen (V)
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van personenauto's en motorrijwielen
1.
Teruggaaf van belasting wordt, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, op aanvraag verleend voor bestelauto's die zijn ingericht om te worden gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine en voor het gelijktijdige vervoer van een niet-opvouwbare rolstoel ten behoeve van die persoon.
2.
In afwijking van het eerste lid wordt de teruggaaf voorts verleend, indien de laadruimte van de bestelauto in afwijking van artikel 3, derde lid, ten gevolge van aanpassing van de bestelauto in verband met de handicap van de in het eerste lid bedoelde persoon, niet langer van de bestuurdersplaats onderscheidenlijk de cabine is afgescheiden of niet in haar geheel is voorzien van een vlakke laadvloer.
3.
Indien de gehandicapte een ander is dan degene op wiens naam de bestelauto is gesteld, is het eerste lid slechts van toepassing indien de aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door die ander en de gehandicapte gezamenlijk.
4.
De teruggaaf wordt verleend aan degene op wiens naam de bestelauto is gesteld.
5.
De inspecteur beslist op de aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking.
6.
De aanspraak op teruggaaf ontstaat op het tijdstip waarop aan de voorwaarden en beperkingen voor teruggaaf als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan.
7.
Indien het in het zesde lid bedoelde tijdstip is gelegen na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het kentekenregister, bedraagt de teruggaaf het belastingbedrag nadat dit is verminderd overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen regels, met dien verstande dat ingeval voor de bestelauto al eerder teruggaaf is verleend, de teruggaaf niet meer bedraagt dan dit belastingbedrag verminderd met de eerdere teruggaven, voor zover de eerder teruggegeven bedragen niet later alsnog als verschuldigde belasting zijn voldaan.
8.
Ingeval voor een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend, gedurende de eerste vijf jaren na de eerste tenaamstelling in het kentekenregister, niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de teruggaaf, is vanaf dat moment het teruggegeven bedrag, nadat dit is verminderd met overeenkomstige toepassing van artikel 10, zesde lid, als belasting verschuldigd. Belasting is eveneens verschuldigd, met overeenkomstige toepassing van artikel 10, eerste en zesde lid, ingeval een bestelauto waarvoor teruggaaf is verleend in een zodanige staat wordt gebracht, anders dan door een aanpassing als bedoeld in het tweede lid, dat het een personenauto is. De verschuldigd geworden belasting wordt door degene aan wie de teruggaaf is verleend, op aangifte voldaan binnen een maand nadat niet meer aan de in de eerste volzin bedoelde voorwaarden en beperkingen wordt voldaan, onderscheidenlijk vóór aanvang van het gebruik van de weg met de in de tweede volzin bedoelde personenauto. De artikelen 10, derde, vierde, vijfde en negende lid, en 12a zijn van overeenkomstige toepassing.
9.
Bij wijziging van de tenaamstelling van een bestelauto blijven, op daartoe gedaan gezamenlijk verzoek van degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld en degene op wiens naam de bestelauto daarvoor was gesteld, het eerste en achtste lid buiten toepassing indien overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen waaronder de teruggaaf is verleend. Bij inwilliging van het verzoek treedt degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld vanaf het moment van de wijziging van de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens naam de bestelauto daarvoor was gesteld. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
10.
In geval niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de teruggaaf doordat de gehandicapte is overleden, wordt in afwijking van het achtste lid, het teruggegeven bedrag niet als belasting verschuldigd zolang de tenaamstelling van de bestelauto niet wordt gewijzigd en de bestelauto uitsluitend wordt gebruikt voor het persoonlijk gebruik van degene op wiens naam de bestelauto is gesteld, gebruik door inwonende gezinsleden daaronder begrepen. Indien de teruggaaf is verleend aan de gehandicapte en de bestelauto na diens overlijden op naam wordt gesteld van een inwonend gezinslid van het gezin waartoe de gehandicapte behoorde, is de vorige volzin op daartoe gedaan verzoek van degene op wiens naam de bestelauto wordt gesteld van overeenkomstige toepassing. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. Bij inwilliging van het verzoek treedt vanaf de datum van de beschikking degene op wiens naam de bestelauto is gesteld voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene aan wie de teruggaaf is verleend. Ingeval gedurende de eerste vijf jaren na de eerste tenaamstelling in het kentekenregister, niet langer wordt voldaan aan de in dit lid gestelde voorwaarden en beperkingen, wordt het teruggegeven bedrag alsnog als belasting verschuldigd. Het achtste en negende lid zijn van overeenkomstige toepassing.
11.
Indien een of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft een bestuurlijke boete van ten hoogste € 550 kan opleggen. De bevoegdheid tot het opleggen van de bestuurlijke boete vervalt door verloop van een jaar na het constateren van het in de vorige volzin bedoelde verzuim.
12.
Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het elfde lid.
13.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.