Wet wederzijdse bijstand in de Europese Unie bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
08-12-2011, Stb. 2011, 632 (uitgifte: 21-12-2011, kamerstukken: 33022)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-12-2011, Stb. 2011, 632 (uitgifte: 21-12-2011, kamerstukken: 33022)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Vakgebied(en)
Invordering / Dwanginvordering
Invordering / Inlichtingenverplichting
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Deze wet strekt tot uitvoering van de op 16 maart 2010 door de Raad van de Europese Unie vastgestelde Richtlijn 2010/24/EU betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PbEU 2010, L 84) en geeft regels over de door Nederland te verlenen en te vragen bijstand bij de invordering van de in het tweede lid bedoelde schuldvorderingen die in een andere lidstaat onderscheidenlijk in Nederland ontstaan.
2.
Deze wet is van toepassing op schuldvorderingen die voortvloeien uit:
- a.
alle vormen van belastingen en rechten, geheven door of ten behoeve van een lidstaat of zijn territoriale of staatkundige onderdelen, lokale overheden daaronder begrepen, dan wel ten behoeve van de Europese Unie;
- b.
restituties, interventies en andere maatregelen die deel uitmaken van het stelsel van volledige of gedeeltelijke financiering door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), met inbegrip van in het kader van deze maatregelen te innen bedragen;
- c.
heffingen en andere rechten uit hoofde van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker;
- d.
bestuursrechtelijke sancties, boetes, heffingen en toeslagen die verband houden met de schuldvorderingen waarvoor om wederzijdse bijstand kan worden verzocht overeenkomstig de voorgaande onderdelen, en:
- 1°
die zijn opgelegd door de administraties die bevoegd zijn om de desbetreffende belastingen of rechten te heffen dan wel om administratieve onderzoeken daarnaar te verrichten, of
- 2°
die op verzoek van de in onderdeel 1° genoemde administraties zijn bevestigd door administratieve of gerechtelijke instanties;
- e.
heffingen voor in het kader van administratieve procedures in verband met belastingen en rechten afgegeven verklaringen en soortgelijke documenten;
- f.
interesten en kosten die zijn verbonden aan de schuldvorderingen waarvoor om wederzijdse bijstand kan worden verzocht op overeenkomstig de voorgaande onderdelen.
3.
Deze wet is niet van toepassing op:
- a.
verplichte socialezekerheidsbijdragen, te betalen aan een lidstaat, een onderdeel van die lidstaat of een publiekrechtelijke socialezekerheidsinstelling;
- b.
heffingen die niet genoemd worden in het tweede lid;
- c.
contractueel verschuldigde bedragen, zoals betalingen voor openbare nutsvoorzieningen;
- d.
strafrechtelijke sancties die zijn opgelegd op grond van een strafvordering en andere niet onder het tweede lid, onderdeel d, vallende strafrechtelijke sancties.