Wet wederzijdse bijstand in de Europese Unie bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
16-10-2013, Stb. 2013, 413 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33637)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-10-2013, Stb. 2013, 413 (uitgifte: 25-10-2013, kamerstukken: 33637)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Vakgebied(en)
Invordering / Dwanginvordering
Invordering / Inlichtingenverplichting
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
lidstaat: lidstaat van de Europese Unie;
- b.
richtlijn:Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PbEU 2010, L 84);
- c.
bevoegde autoriteit: de door een lidstaat als zodanig aangewezen autoriteit;
- d.
verzoekende autoriteit: een centraal verbindingsbureau, een verbindingsbureau of een verbindingsdienst van een lidstaat die een verzoek om bijstand indient ter zake van een schuldvordering als bedoeld in artikel 1, tweede lid;
- e.
aangezochte autoriteit: een centraal verbindingsbureau, een verbindingsbureau of een verbindingsdienst van een lidstaat waaraan een verzoek om bijstand wordt gericht ter zake van een schuldvordering als bedoeld in artikel 1, tweede lid;
- f.
centraal verbindingsbureau: een door een bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen bureau dat primair verantwoordelijk is voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de onder de richtlijn vallende wederzijdse bijstand;
- g.
verbindingsbureau: een door een bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen bureau dat verantwoordelijk is voor de contacten met andere lidstaten ten behoeve van de wederzijdse bijstand betreffende een of meer specifieke vormen of categorieën van de in artikel 1 bedoelde belastingen en rechten;
- h.
verbindingsdienst: een door een bevoegde autoriteit van een lidstaat aangewezen dienst die op grond van de richtlijn verzoekt om wederzijdse bijstand of die deze verleent in verband met zijn specifieke territoriale of functionele bevoegdheid;
- i.
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
- j.
persoon:
- 1°
een natuurlijk persoon;
- 2°
een rechtspersoon;
- 3°
indien de geldende wetgeving in een lidstaat in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de wettelijke status van rechtspersoon bezit, of
- 4°
een andere juridische constructie, ongeacht de aard of vorm ervan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa bezit of beheert die, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, aan een onder deze wet vallende belasting zijn onderworpen;
- k.
langs elektronische weg: door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking, met inbegrip van digitale compressie, en gegevensopslag, met gebruikmaking van draden, radio, optische of andere elektronisch magnetische middelen;
- l.
CCN-netwerk: het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (common communications network — CCN) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Europese Unie ontwikkeld heeft voor het elektronische berichtenverkeer tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen.