Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang
Artikel 8 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2020
- Bronpublicatie:
31-08-2020, Stb. 2020, 321 (uitgifte: 09-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-08-2020, Stb. 2020, 321 (uitgifte: 09-09-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderopvang
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Jeugdbeleid / Kinderopvang
1.
De door de houder van een gastouderbureau voor de gastouders vast te stellen meldcode bevat ten minste de volgende elementen:
- a.
een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door gastouders met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
- b.
een afwegingskader op basis waarvan gastouders het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling wegen en dat hen in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen;
- c.
een toebedeling van verantwoordelijkheden per gastouder bij de stappen, bedoeld onder a, inclusief vermelding van de gastouder die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding;
- d.
specifieke aandacht, indien van toepassing, voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van gastouders vereisen;
- e.
specifieke aandacht voor de wijze waarop gastouders moeten omgaan met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden.
2.
Het in het eerste lid, onder a, bedoelde stappenplan, bevat ten minste de volgende stappen:
- a.
het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;
- b.
collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis of een deskundige op het gebied van letselduiding;
- c.
een gesprek met de ouders en, indien mogelijk, het kind;
- d.
het toepassen van het afwegingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;
- e.
het beslissen over:
- 1°
het doen van een melding, en
- 2°
het inzetten van de noodzakelijke hulp.