Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie
Slotakte waarin de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde zijn neergelegd
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1995
- Bronpublicatie:
15-04-1994, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-07-1995, Trb. 1995, 130 (uitgifte: 19-07-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1
De vertegenwoordigers van de regeringen en van de Europese Gemeenschappen, leden van de Commissie inzake handelsbesprekingen, bijeengekomen ter afsluiting van de Uruguay-Ronde van de multilaterale handelsbesprekingen, komen overeen dat in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna in deze Slotakte te noemen de ‘WTO-Overeenkomst’), de Ministeriële verklaringen en besluiten, en het Memorandum van Overeenstemming inzake verbintenissen betreffende financiële diensten in de hieraan gehechte bijlagen, de resultaten zijn neergelegd van hun onderhandelingen en dat deze een integrerend onderdeel van deze Slotakte vormen.
2
Door het ondertekenen van deze Slotakte komen de vertegenwoordigers overeen
- a.
als passend de WTO-Overeenkomst ter overweging voor te leggen aan hun onderscheiden bevoegde autoriteiten met het oog op de goedkeuring van deze Overeenkomst in overeenstemming met hun procedures; en
- b.
de Ministeriële verklaringen en besluiten aan te nemen.
3
De vertegenwoordigers zijn het eens over de wenselijkheid van aanvaarding van de WTO-Overeenkomst door alle deelnemers aan de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (hierna te noemen de ‘deelnemers’) opdat deze in werking treedt op 1 januari 1995 of zo spoedig mogelijk daarna. Uiterlijk tegen het einde van 1994 zullen de Ministers bijeenkomen, in overeenstemming met de laatste paragraaf van de Ministeriële verklaring van Punta del Este, om te beslissen over de internationale toepassing van de resultaten, met inbegrip van de bepaling van het tijdstip van de vankrachtwording daarvan.
4
De vertegenwoordigers komen overeen dat de WTO-Overeenkomst uit hoofde van artikel XIV van deze Overeenkomst openstaat voor aanvaarding in haar geheel, door ondertekening of op andere wijze, door alle deelnemers. Op de aanvaarding en inwerkingtreding van een Plurilaterale Handelsovereenkomst, opgenomen in Bijlage 4 van de WTO-Overeenkomst, zijn de bepalingen van die Plurilaterale Handelsovereenkomst van toepassing.
5
Deelnemers die geen partij zijn bij de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel moeten eerst de onderhandelingen voor hun toetreding tot de Algemene Overeenkomst hebben afgerond en partij daarbij zijn geworden voordat zij de WTO-Overeenkomst kunnen aanvaarden. Voor deelnemers die op de datum van de Slotakte geen partij zijn bij de Algemene Overeenkomst, zijn de Lijsten niet definitief en worden deze daarna aangevuld met het oog op de toetreding tot de Algemene Overeenkomst en de aanvaarding van de WTO-Overeenkomst van deze deelnemers.
6
Deze Slotakte en de daaraan gehechte teksten worden nedergelegd bij de Directeur-Generaal van de Partijen bij de Algemene overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, die elke deelnemer onverwijld een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan verstrekt.
GEDAAN te Marrakesh, vijftien april negentienhonderdvierennegentig, in één exemplaar in de Engelse, de Franse en de Spaanse taal, zijnde elke tekst authentiek.
Besluit inzake maatregelen ten behoeve van de minstontwikkelde landen
De Ministers,
Zich bewust van de situatie van de minstontwikkelde landen en de noodzaak hun effectieve deelneming aan de wereldhandel te verzekeren, en bijkomende maatregelen ter verbetering van hun handelsperspectieven te nemen;
Zich bewust van de specifieke behoeften van de minstontwikkelde landen op het gebied van de markttoegang, waar een voortgezette preferentiële behandeling een essentieel middel ter verbetering van hun handelsperspectieven blijft;
Opnieuw bevestigend dat zij zich verbinden tot een volledige tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende de minstontwikkelde landen van lid 2, sub b., en van leden 6 en 8 van het Besluit van 28 november 1979 inzake een gedifferentieerde en gunstigere behandeling, wederkerigheid en een grotere deelneming voor de ontwikkelingslanden;
Gezien de verbintenis van de deelnemers zoals omschreven in afdeling B (vii) van Deel I van de Verklaring van Punta del Este;
- 1.
Besluiten dat, voor zover dergelijke bepalingen nog niet werden opgenomen in de akten waarover in het kader van de Uruguay-Ronde werd onderhandeld en ongeacht hun goedkeuring van deze akten, de minstontwikkelde landen, voor de periode waarin zij tot die landencategorie behoren, afgezien van de naleving van de algemene regels van voornoemde akten, slechts tot het nakomen van verbintenissen en concessies gehouden zijn in de mate waarin deze verenigbaar zijn met hun eigen ontwikkeling, hun eigen financiële en commerciële behoeften, of hun administratieve en institutionele capaciteiten, en dat voor de minstontwikkelde landen met ingang van 15 april 1994 een bijkomende termijn van een jaar wordt ingelast voor het indienen van hun lijsten zoals bedoeld in artikel XI van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie.
- 2.
Komen overeen dat:
- i.
op de prompte tenuitvoerlegging van alle speciale en differentiële maatregelen ten behoeve van de minstontwikkelde landen, met inbegrip van die welke in het kader van de Uruguay-Ronde zijn genomen, wordt toegezien aan de hand van, inter alia, geregelde onderzoeken;
- ii.
voor zover het mogelijk is autonoom, bij voorbaat en op niet-gefaseerde wijze uitvoering kan worden gegeven aan meestbegunstigingsclausules ten aanzien van tarifaire en non-tarifaire maatregelen waarover in het kader van de Uruguay-Ronde met betrekking tot exportprodukten van minstontwikkelde landen overeenstemming is bereikt; de verdere verbetering van het SAP en andere regelingen wordt overwogen voor produkten welke van speciaal belang zijn voor de uitvoer van de minstontwikkelde landen;
- iii.
de in de diverse overeenkomsten en instrumenten opgenomen regels en in het kader van de Uruguay-Ronde vastgestelde overgangsbepalingen op een flexibele en tegemoetkomende wijze ten aanzien van de minstontwikkelde landen worden toegepast; de door de minstontwikkelde landen in de relevante Raden en Commissies aangevoerde speciale en gemotiveerde argumenten met het oog daarop welwillend in overweging worden genomen;
- iv.
bij de toepassing van invoerbeperkende maatregelen en andere maatregelen zoals bedoeld in artikel XXVII, lid 3, sub c., van GATT 1947 en de overeenkomstige bepaling van GATT 1994, speciaal rekening wordt gehouden met de exportbelangen van de minstontwikkelde landen;
- v.
de minstontwikkelde landen aanzienlijk meer technische bijstand wordt verleend voor de ontwikkeling, de uitbreiding en de diversificatie van hun produktie- en exportstructuren met inbegrip van die voor de dienstverlening, evenals voor de bevordering van de handel, zodat zij maximaal profijt kunnen trekken uit de geliberaliseerde toegang tot de markten.
- 3.
Komen overeen dat zij hun aandacht gericht houden op de speciale behoeften van de minstontwikkelde landen en blijven streven naar de vaststelling van positieve maatregelen welke de uitbreiding van de handelsmogelijkheden ten behoeve van die landen vergemakkelijken.
Verklaring inzake de bijdrage van de wereldhandelsorganisatie om te komen tot een grotere samenhang in het mondiale economische beleid
1
De ministers erkennen dat de mondialisering van de wereldeconomie heeft geleid tot een steeds verdergaande wisselwerking tussen het economisch beleid van de afzonderlijke landen, met inbegrip van een wisselwerking tussen de structurele, macro-economische, handels-, financiële en ontwikkelingsaspecten van het economisch beleid. De taak om dit beleid te harmoniseren berust primair bij de regeringen op nationaal niveau, maar de samenhang op internationale schaal is een belangrijke en waardevolle factor ter vergroting van de doeltreffendheid van het beleid op nationaal niveau. De in het kader van de Uruguay-Ronde tot stand gekomen overeenkomsten tonen aan dat alle deelnemende regeringen erkennen dat een liberaal handelsbeleid kan bijdragen tot een gezonde groei en ontwikkeling van hun eigen economie en de gehele wereldeconomie.
2
Geslaagde samenwerking op een bepaald gebied van het economisch beleid draagt bij tot vooruitgang op andere gebieden. Grotere stabiliteit van de wisselkoersen, op basis van meer ordelijke economische en financiële voorwaarden, zou moeten bijdragen tot uitbreiding van de handel, duurzame groei en ontwikkeling en herstel van externe onevenwichtigheden. Er is ook behoefte aan een passende en tijdige stroom concessionele en niet-concessionele financiële middelen alsmede gelden voor investeringen naar de ontwikkelingslanden en aan meer inspanningen om de schuldenproblematiek aan te pakken, om te zorgen voor economische groei en ontwikkeling. Vrijmaking van het handelsverkeer vormt een steeds belangrijkere factor voor het welslagen van de aanpassingsprogramma's die veel landen uitvoeren, waarmee veelal aanzienlijke kosten zijn gemoeid die in de overgangsfase vaak zwaar op de samenleving drukken. In dit verband wijzen de ministers op de rol van de Wereldbank en het IMF bij het bieden van steun aan aanpassing aan de vrijmaking van het handelsverkeer, met inbegrip van steun aan netto voedsel importerende ontwikkelingslanden die op de korte termijn worden geconfronteerd met kosten ten gevolge van hervormingen van de handel in landbouwprodukten.
3
Het positieve resultaat van de Uruguay-Ronde is een belangrijke bijdrage aan een meer samenhangend en aanvullend internationaal economisch beleid. De resultaten van de Uruguay-Ronde bieden ruimere toegang tot de markt in het voordeel van alle landen, alsmede een kader van versterkte multilaterale gedragsregels voor het handelsverkeer. Zij garanderen ook dat het handelsbeleid op een meer doorzichtige wijze wordt gevoerd, met een groter besef van de voordelen van een open handelsstelsel voor het binnenlandse concurrentievermogen. Het versterkte multilaterale handelsstelsel dat uit de Uruguay-Ronde voorkomt[lees: voortkomt], leent zich ertoe een verbeterd forum voor liberalisering te bieden, bij te dragen tot doeltreffender toezicht en te zorgen voor een strikte naleving van de multilateraal overeengekomen regels en methoden. Deze verbeteringen betekenen dat het handelsbeleid in de toekomst een gewichtiger rol kan spelen in de totstandbrenging van samenhang in het mondiale economische beleid.
4
De ministers erkennen echter dat moeilijkheden waarvan de oorzaak buiten het handelsterrein is gelegen, niet enkel met maatregelen op handelsgebied kunnen worden verholpen. Hiermee wordt het belang onderstreept van pogingen om andere elementen van het mondiale economische beleid te verbeteren ter aanvulling van de effectieve toepassing van de in het kader van de Uruguay-Ronde bereikte resultaten.
5
De onderlinge verbanden tussen de verschillende aspecten van het economisch beleid vergen dat de internationale instellingen die verantwoordelijkheden op deze terreinen hebben, een samenhangend en wederzijds ondersteunend beleid voeren. De Wereldhandelsorganisatie dient derhalve te streven naar samenwerking met internationale organisaties die zijn belast met monetaire en financiële aangelegenheden, en deze tot ontwikkeling te brengen, waarbij het mandaat, de vereisten inzake vertrouwelijkheid en de noodzakelijke autonomie in besluitvormingsprocedures van elke instelling worden geëerbiedigd en het opleggen van een cross-conditionality-beding of extra voorwaarden aan regeringen wordt vermeden. De ministers verzoeken de Directeur-Generaal van de WTO te zamen met de Directeur van het Internationale Monetaire Fonds en de President van de Wereldbank te bezien wat de gevolgen zijn van de taken van de WTO voor de samenwerking met de Bretton Woods-instellingen en in welke vorm deze samenwerking zou kunnen geschieden, teneinde te komen tot een grotere samenhang in het mondiale economische beleid.
Besluit inzake kennisgevingsprocedures
De Ministers besluiten aan te bevelen dat de Ministeriële Conferentie het onderstaande besluit inzake verbetering en onderzoek van kennisgevingsprocedures aanneemt.
De Leden,
Verlangende het verloop van kennisgevingsprocedures als bedoeld in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna de ‘WTO-Overeenkomst’ te noemen) te verbeteren en aldus bij te dragen tot de doorzichtigheid van het handelsbeleid van de Leden en tot de doeltreffendheid van daartoe vastgestelde toezichtregelingen;
Herinnerend aan de uit de WTO-Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen tot bekendmaking en kennisgeving, met inbegrip van de verplichtingen krachtens specifieke toetredingsprotocollen, ontheffingen en andere overeenkomsten die de Leden hebben aanvaard,
Komen het volgende overeen:
- I.Algemene verplichting tot kennisgeving
De Leden bevestigen hun verbintenis tot nakoming van de verplichtingen inzake bekenmaking[lees: bekendmaking] en kennisgeving die voortvloeien uit de Multilaterale handelsovereenkomsten en, in voorkomend geval, de Plurilaterale handelsovereenkomsten.
De Leden herinneren aan hun verplichtingen die zijn vervat in het op 28 november 1979 aangenomen Memorandum van Overeenstemming betreffende kennisgeving, overleg, geschillenbeslechting en toezicht (BISD 26S/210). Met betrekking tot de verplichting die zij daarbij zijn aangegaan om zoveel mogelijk kennis te geven van de vaststelling van handelsmaatregelen die van invloed zijn op de werking van GATT 1994, met dien verstande dat deze kennisgeving op zichzelf geen beletsel vormt voor standpunten over de verenigbaarheid of het verband van deze maatregelen met de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Multilaterale handelsovereenkomsten en, in voorkomend geval, de Plurilaterale handelsovereenkomsten, komen de Leden overeen, naargelang van het geval, uit te gaan van de in de bijlage opgenomen lijst van maatregelen. De Leden komen derhalve overeen dat bij invoering of wijziging van deze maatregelen moet worden voldaan aan de kennisgevingsvoorschriften van het Memorandum van Overeenstemming van 1979.
- II.Centraal register van kennisgevingen
Er wordt een centraal register van kennisgevingen ingesteld onder de verantwoordelijkheid van het Secretariaat. Terwijl de Leden de bestaande kennisgevingsprocedures verder in acht nemen, ziet het Secretariaat erop toe dat in het centraal register gegevens uit de informatie die het betrokken Lid ten aanzien van de maatregel heeft verstrekt, worden genoteerd, ondermeer het doel van de maatregel, het betrokken handelsverkeer en het voorschrift op grond waarvan de kennisgeving wordt verricht. In het centraal register worden kennisgevingen per Lid en per verplichting geregistreerd, met onderlinge verwijzingen.
De dienst van het centraal register doet elk Lid ieder jaar mededeling van de gewone kennisgevingsverplichtingen die het betrokken Lid wordt geacht na te komen in de loop van het daaropvolgende jaar.
De dienst van het centraal register vestigt de aandacht van afzonderlijke Leden op de gewone kennisgevingsvoorschriften waaraan nog niet is voldaan.
In het centraal register opgenomen informatie met betrekking tot afzonderlijke kennisgevingen wordt op een daartoe strekkend verzoek verstrekt aan elk Lid dat recht heeft op het ontvangen van de betrokken kennisgeving.
- III.Onderzoek van kennisgevingsverplichtingen en -procedures
De Raad voor de handel in goederen onderzoekt de kennisgevingsverplichtingen en -procedures uit hoofde van de Overeenkomsten die zijn opgenomen in bijlage 1 A bij de WTO-Overeenkomst. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een werkgroep waarvan alle Leden deel kunnen uitmaken. De groep wordt onmiddellijk na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst opgericht.
De werkgroep wordt belast met de volgende opdrachten:
- —
het uitvoeren van een grondig onderzoek met betrekking tot alle bestaande kennisgevingsverplichtingen van Leden die voortvloeien uit de Overeenkomsten in bijlage 1 A bij de WTO-Overeenkomst, om deze verplichtingen zoveel mogelijk te vereenvoudigen, te standardiseren[lees: standaardiseren] en te groeperen, alsmede ervoor te zorgen dat deze verplichtingen beter worden nagekomen, waarbij rekening wordt gehouden met de als algemeen doel nagestreefde grotere doorzichtigheid van het handelsbeleid van de Leden en grotere doeltreffendheid van de daartoe vastgestelde toezichtregelingen, en tevens rekening wordt gehouden met het feit dat sommige ontwikkelingslanden die Lid zijn misschien moeten worden bijgestaan om hun kennisgevingsverplichtingen na te komen;
- —
de Raad voor de handel in goederen uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst aanbevelingen doen.
Bijlage Indicatieve lijst1) van maatregelen waarvoor een kennisgevingsverplichting geldt
Douanerechten (met inbegrip van het niveau en de strekking van de consolidaties, de bepalingen inzake het SAP, de rechten die van toepassing zijn op leden van vrijhandelszones/douane-unies, andere preferenties)
Tariefcontingenten en aanvullende heffingen
Kwantitatieve beperkingen, met inbegrip van vrijwillige uitvoerbeperkingen en regelingen voor het geordend op de markt brengen die van invloed zijn op de invoer
Andere niet-tarifaire maatregelen, waaronder voorschriften inzake vergunningen en koppeling; variabele heffingen
Douanewaarde
Regels van oorsprong
Overheidsopdrachten
Technische belemmeringen
Vrijwaringsmaatregelen
Anti-dumpingmaatregelen
Compenserende maatregelen
Uitvoerheffingen
Uitvoersubsidies, vrijstelling van rechten en heffingen en exportfinanciering op gunstige voorwaarden
Vrijhandelszones, met inbegrip van fabricage onder douanetoezicht
Uitvoerbeperkingen, met inbegrip van vrijwillige uitvoerbeperkingen en regelingen voor het geordend op de markt brengen
Andere overheidssteun, met inbegrip van subsidies, vrijstelling van rechten en heffingen
Rol van staatshandelsondernemingen
Deviezencontroles met betrekking tot invoer en uitvoer
Compensatiehandel in opdracht van de overheid
Alle andere maatregelen die vallen onder de Multilaterale handelsovereenkomsten in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst
Verklaring inzake de betrekkingen tussen de Wereldhandelsorganisatie en het Internationale Monetaire Fonds
De Ministers,
Wijzend op de nauwe betrekkingen tussen de Partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947 en het Internationale Monetaire Fonds, en op de bepalingen van de GATT-Overeenkomst van 1947 waarbij deze betrekkingen worden geregeld, met name artikel XV van de GATT-Overeenkomst van 1947;
Erkennend de wens van de deelnemers om de betrekkingen tussen de Wereldhandelsorganisatie en het Internationale Monetaire Fonds, wat de gebieden betreft die worden bestreken door de Multilaterale Handelsovereenkomsten in Bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst, te baseren op de bepalingen die de betrekkingen tussen de Partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947 en het Internationale Monetaire Fonds hebben geregeld;
Bevestigen hierbij opnieuw dat, tenzij in de Slotakte anders is bepaald, de betrekkingen tussen de WTO en het Internationale Monetaire Fonds, wat de gebieden betreft die worden bestreken door de Multilaterale Handelsovereenkomsten in Bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst, zullen zijn gebaseerd op de bepalingen die de betrekkingen tussen de Partijen bij de GATT-Overeenkomst van 1947 en het Internationale Monetaire Fonds hebben geregeld.
Besluit inzake maatregelen naar aanleiding van mogelijke negatieve effecten van het hervormingsprogramma op de minstontwikkelde landen en op de ontwikkelingslanden die netto-importeur van voedsel zijn
1
De Ministers erkennen dat de geleidelijke uitvoering van het geheel van resultaten van de Uruguay-Ronde steeds meer mogelijkheden voor uitbreiding van de handel en economische groei zal scheppen ten voordele van alle deelnemers.
2
De Ministers erkennen dat tijdens de uitvoering van het hervormingsprogramma dat leidt tot grotere liberalisering van de handel in landbouwprodukten de minstontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden die netto-importeur van voedsel zijn, negatieve effecten kunnen ondervinden, wat betreft het op redelijke voorwaarden beschikbaar zijn van toereikende hoeveelheden basisvoedingsmiddelen uit het buitenland, en ondermeer moeilijkheden op korte termijn kunnen ondervinden bij het financieren van commerciële invoer van basisvoedingsmiddelen op een normaal niveau.
3
De Ministers komen derhalve overeen passende regelingen in te stellen om ervoor te zorgen dat de uitvoering van de resultaten van de Uruguay-Ronde op het gebied van de handel in landbouwprodukten geen nadelige invloed heeft op de beschikbaarheid van voedselhulp op een niveau dat toereikend is om bijstand te blijven verlenen ten einde te voorzien in de voedselbehoeften van de ontwikkelingslanden, vooral de minstontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden die netto-importeur van voedsel zijn. Daartoe komen de Ministers overeen:
- i.
het niveau dat de Commissie inzake Voedselhulp op grond van het Voedselhulpverdrag 1986 periodiek voor voedselhulp vaststelt te onderzoeken en in het bevoegde forum onderhandelingen op gang te brengen om de voedselhulpverbintenissen vast te stellen op een niveau dat toereikend is om te voorzien in de rechtmatige behoeften van de ontwikkelingslanden tijdens de uitvoering van het hervormingsprogramma;
- ii.
richtsnoeren vast te stellen om ervoor te zorgen dat een steeds groter deel van de basisvoedingsmiddelen volledig als schenking en/of op passende gunstige voorwaarden aan de minstontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden die netto-importeur van voedsel zijn, wordt verstrekt overeenkomstig artikel IV van het Voedselhulpverdrag 1986;
- iii.
in het kader van hun hulpprogramma's ten volle rekening te houden met de verzoeken om technische en financiële bijstand aan de minstontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden die netto importeur van voedsel zijn, ten einde hun landbouwproduktiviteit en -infrastructuur te verbeteren.
4
De Ministers komen voorts overeen ervoor te zorgen dat elke overeenkomst met betrekking tot landbouwexportkredieten op passende wijze voorziet in een afwijkende behandeling ten gunste van de minstontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden die netto-importeur van voedsel zijn.
5
De Ministers erkennen dat sommige ontwikkelingslanden als gevolg van de Uruguay-Ronde moeilijkheden op korte termijn kunnen ondervinden bij het financieren van commerciële invoer op een normaal niveau en dat het deze landen zou kunnen worden toegestaan gebruik te maken van de middelen van internationale financiële instellingen op grond van bestaande, of nog in te stellen faciliteiten in het kader van aanpassingsprogramma's om de betrokken financieringsproblemen aan te pakken. De Ministers nemen in dit verband nota van punt 37 van het rapport van de Directeur-Generaal van de Overeenkomstsluitende Partijen bij de GATT van 1947 over zijn overleg met de Managing director van het Internationaal Monetair Fonds en de President van de Wereldbank (MTN.GNG/NG14/W/35).
6
De bepalingen van dit besluit worden regelmatig door de Ministeriële Conferentie onderzocht, en de Landbouwcommissie ziet op passende wijze toe op het gevolg dat aan dit besluit wordt gegeven.
Besluit over de mededeling van de eerste integratie op grond van artikel 2, lid 6, van de overeenkomst inzake textiel- en kledingprodukten
De Ministers komen overeen dat de deelnemers die de beperkingen handhaven die onder artikel 2, lid 1, van de Overeenkomst inzake Textiel- en Kledingsprodukten[lees: Kledingprodukten] vallen het Secretariaat van de GATT volledige gegevens zullen verstrekken over de maatregelen die op grond van artikel 2, lid 6 van deze Overeenkomst ten laatste op 1 oktober 1994 moeten worden genomen. Het Secretariaat van de GATT zal deze mededelingen onmiddellijk ter informatie aan de andere deelnemers doen toekomen. Deze mededelingen zullen het Orgaan Supervisie Textielprodukten, zodra het is opgericht, ter beschikking worden gesteld, met het oog op de in artikel 2, lid 21, van de Overeenkomst inzake Textiel- en Kledingprodukten genoemde doeleinden.
Besluit inzake een voorstel voor een Memorandum van Overeenstemming betreffende een informatiesysteem voor WTO-ISO-normen
De Ministers besluiten aan te bevelen dat het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie een Memorandum van Overeenstemming sluit met de Internationale Organisatie voor Standaardisatie (‘ISO’) met het oog op de invoering van een informatiesysteem waarbij:
- 1.
de leden van ISONET de kennisgevingen bedoeld onder C en J van de in bijlage 3 bij de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen opgenomen ‘Praktijkrichtlijn voor het opstellen, het aannemen en de toepassing van normen’, aan het ISO/IEC-informatiecentrum te Genève doen toekomen volgens de daarin omschreven procedure;
- 2.
in de onder J bedoelde werkprogramma's het hierna volgende (alfa)numerieke classificatiesysteem wordt gebruikt:
- a.
een classificatiesysteem voor normen dat de normalisatieinstellingen de mogelijkheid biedt voor elke in het werkprogramma genoemde norm een (alfa)numerieke referentie van de betrokken materie te geven;
- b.
een gefaseerd coderingssysteem dat normalisatie-instellingen de mogelijkheid biedt voor elke in het werkprogramma genoemde norm een (alfa)numerieke referentie te geven van het ontwikkelingsstadium waarin de norm zich bevindt. Hierbij worden ten minste 5 ontwikkelingsstadia onderscheiden:
- (1)
het stadium waarin het besluit tot vaststelling van een norm is genomen, maar nog geen aanvang is gemaakt met de technische werkzaamheden;
- (2)
het stadium waarin een aanvang is gemaakt met de technische werkzaamheden, maar de termijn voor het naar voren brengen van commentaar nog niet is ingegaan;
- (3)
het stadium waarin de termijn voor het naar voren brengen van commentaar is ingegaan, maar nog niet is afgesloten;
- (4)
het stadium waarin de periode voor het naar voren brengen van commentaar is afgesloten, maar de norm nog niet is aangenomen;
- (5)
het stadium waarin de norm is aangenomen;
- c.
een identificatiesysteem voor alle internationale normen dat normalisatie-instellingen de mogelijkheid biedt voor elke in het werkprogramma genoemde norm een (alfa)numerieke referentie te geven van de internationale normen waarop deze gebaseerd is;
- 3.
het ISO/IEC Informatiecentrum het Secretariaat onverwijld de tekst van alle onder C van de Praktijkrichtlijn bedoelde kennisgevingen doet toekomen;
- 4.
het ISO/IEC Informatiecentrum op gezette tijden de informatie publiceert die is vervat in de kennisgevingen die het overeenkomstig het bepaalde onder C en J van de Praktijkrichtlijn heeft ontvangen. Deze publikatie, waarvoor een redelijke vergoeding mag worden gevraagd, wordt aan de leden van ISONET en, via het Secretariaat, aan de Leden van de WTO toegezonden.
Besluit inzake het onderzoek van de publikatie van het ISO/IEC-informatiecentrum
De Ministers besluiten dat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, lid 1 van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die in bijlage 1A bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie is opgenomen, de bij deze Overeenkomst ingestelde Commissie technische handelsbelemmeringen, onverminderd de bepalingen betreffende overleg en geschillenbeslechting, de publikatie van het ISO/IEC Informatiecentrum betreffende de informatie die is ontvangen ingevolge de in bijlage 3 bij de Overeenkomst opgenomen Praktijkrichtlijn voor het opstellen, het aannemen en de toepassing van normen, ten minste éénmaal per jaar aan een onderzoek onderwerpt ten einde de leden de gelegenheid te geven van gedachten te wisselen over alle zaken die verband houden met de werking van deze Praktijkrichtlijn.
Ten behoeve van deze gedachtenwisseling stelt het Secretariaat per lid een lijst op van alle normalisatie-instellingen die de Praktijkrichtlijn sedert het laatste onderzoek hebben aanvaard of zich daarvan hebben gedistantieerd.
Het Secretariaat doet de leden bovendien onverwijld de tekst toekomen van de kennisgevingen die het van het ISO/IEC Informatiecentrum ontvangt.
Besluit inzake de ontduiking van anti-dumpingmaatregelen
De Ministers,
‘Vaststellende dat, hoewel de ontduiking van anti-dumpingmaatregelen aan de orde is geweest tijdens de onderhandelingen die aan de totstandkoming van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van GATT 1994 voorafgingen, de onderhandelaars geen overeenstemming hebben bereikt over een specifieke tekst,
Erkennende dat het wenselijk is dat op dit gebied ten spoedigste uniforme regels van toepassing worden.
Besluiten deze kwestie ter behandeling aan de bij de genoemde Overeenkomst ingestelde Commissie anti-dumpingpraktijken voor te leggen.’
Besluit inzake de herziening van artikel 17, lid 6 van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994
De Ministers,
besluiten hetgeen volgt:
Het criterium voor het instellen van een onderzoek als bedoeld in artikel 17, lid 6, van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van GATT 1994 wordt na drie jaar herzien om te bepalen of dit criterium voor algemene toepassing vatbaar is.
Verklaring betreffende geschillenbeslechting in het kader van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 of deel V van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen
De Ministers erkennen, wat de geschillenbeslechting in het kader van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 of deel V van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen betreft, de noodzaak van een coherente benadering bij het regelen van geschillen in verband met anti-dumpingmaatregelen en compenserende maatregelen.
Besluit betreffende gevallen waarin de douane redenen heeft om te twijfelen aan de juistheid of de nauwkeurigheid van de aangegeven waarde
De Ministers verzoeken de in het kader van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van GATT 1994 ingestelde Commissie douanewaarde het volgende besluit te nemen:
De Commissie douanewaarde,
Bevestigende dat de transactiewaarde de belangrijkste grondslag is voor het vaststellen van de douanewaarde in het kader van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van GATT 1994 (hierna ‘de Overeenkomst’ genoemd);
Erkennende dat de douanediensten in bepaalde gevallen redenen kunnen hebben om te twijfelen aan de juistheid of de nauwkeurigheid van gegevens of documenten die door de handelaren tot staving van een aangegeven waarde worden verstrekt;
Overwegende dat de douanediensten de legitieme commerciële belangen van de handelaren hierdoor niet mogen schaden;
Rekening houdende met artikel 17 van de Overeenkomst, met punt 6 van bijlage III bij de Overeenkomst en met de desbetreffende besluiten van de Technische commissie douanewaarde;
Besluiten:
- 1.
Wanneer een aangifte wordt overgelegd en de douane redenen heeft om te twijfelen aan de juistheid of de nauwkeurigheid van de tot staving van deze aangifte verstrekte gegevens of documenten, kan zij de importeur verzoeken aanvullend bewijsmateriaal, met inbegrip van documenten of andere bescheiden, over te leggen ten bewijze dat de aangegeven waarde het totale, werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen bedrag, aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, vertegenwoordigt. Indien de douane, nadat zij deze aanvullende informatie heeft ontvangen, of indien zij geen antwoord ontvangt, nog steeds redelijke twijfel heeft omtrent de juistheid of de nauwkeurigheid van de aangegeven waarde kan zij, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, ervan uitgaan dat de douanewaarde van de ingevoerde goederen niet overeenkomstig artikel 1 kan worden vastgesteld.
Voor zij een definitief besluit neemt stelt de douane de importeur, desgevraagd schriftelijk, in kennis van de redenen waarom zij twijfelt aan de juistheid of de nauwkeurigheid van de verstrekte gegevens of documenten en wordt de importeur voldoende tijd gegeven om hierop te antwoorden. Wanneer zij een definitief besluit neemt stelt de douane de importeur schriftelijk in kennis van dit besluit en van de redenen welke daaraan ten grondslag liggen.
- 2.
Het verlenen van bijstand door een Lid aan een ander Lid bij de toepassing van de Overeenkomst op onderling overeengekomen voorwaarden is geheel en al in overeenstemming met de bepalingen van de Overeenkomst.
Besluit betreffende de teksten in verband met de minimumwaarden en de invoer door exclusieve agenten, exclusieve distributeurs en exclusieve concessiehouders
De Ministers besluiten de hiernavolgende teksten ter goedkeuring aan de bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de GATT 1994 ingestelde Commissie Douanewaarde voor te leggen.
- I.
Wanneer een ontwikkelingsland voorbehoud maakt ten einde van ambstwege[lees: ambtswege] vastgestelde minimumwaarden in de zin van punt 2 van bijlage III te kunnen handhaven en dit voorbehoud met voldoende argumenten onderbouwd is, neemt de Commissie het daartoe strekkende verzoek in welwillende overweging.
Wanneer een voorbehoud wordt aanvaard, dient in de in punt 2 van bijlage III bedoelde voorwaarden ten volle rekening te worden gehouden met de behoeften van het betrokken ontwikkelingsland op het gebied van ontwikkeling, financiën en handel.
- II
- 1.
Een aantal ontwikkelingslanden heeft uiting gegeven aan zijn verontrusting dat het bepalen van de douanewaarde van door exclusieve agenten, exclusieve distributeurs en exclusieve concessiehouders ingevoerde produkten problemen zal doen rijzen. In artikel 20, lid 1 is bepaald dat Leden die ontwikkelingslanden zijn de toepassing van de Overeenkomst met ten hoogste vijf jaar kunnen uitstellen. De vorengenoemde Leden die van deze mogelijkheid gebruik maken, kunnen deze periode benutten om het nodige onderzoek te doen en maatregelen te nemen om de toepassing van de Overeenkomst te vereenvoudigen.
- 2.
Met het oog hierop beveelt de Commissie de Internationale douaneraad aan de Leden die ontwikkelingslanden zijn overeenkomstig de bepalingen van bijlage II te helpen bij het opzetten en uitvoeren van dergelijk onderzoek op gebieden die als problematisch zijn aangemerkt, onder meer die welke verband houden met de invoer door exclusieve agenten, exclusieve distributeurs en exclusieve concessiehouders.
Besluit betreffende institutionele regelingen voor de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten
De ministers besluiten de Raad voor de handel in diensten aan te bevelen tijdens zijn eerste vergadering het navolgende besluit over ondersteunende organen te nemen.
De Raad voor de handel in diensten,
Handelend op grond van artikel XXIV met het oog op de vergemakkelijking van de werking en de bevordering van de doelstellingen van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten,
Besluit als volgt:
- 1.
Eventueel door de Raad in te stellen ondersteunende organen brengen jaarlijks, of indien noodzakelijk, vaker verslag uit aan de Raad. Ieder orgaan stelt zijn eigen reglement van orde op en kan, zo nodig, zijn eigen ondersteunende organen in het leven roepen.
- 2.
Sectoriële commissies voeren de taken uit die hun door de Raad zijn toebedeeld en geven de Leden de mogelijkheid tot overleg over aangelegenheden met betrekking tot de handel in diensten in de betrokken sector en de werking van de eventueel bij die sector behorende sectoriële bijlage. Deze taken omvatten:
- a.
voortdurend onderzoek van en toezicht op de uitvoering van de Overeenkomst voor wat de betrokken sector betreft;
- b.
formulering van voorstellen of aanbevelingen aan de Raad over aangelegenheden betreffende de handel in de betrokken sector;
- c.
indien er een bij de sector behorende bijlage is, behandeling van wijzigingsvoorstellen voor deze bijlage en het doen van passende aanbevelingen aan de Raad;
- d.
optreden als forum voor technische discussies, verrichten van studies over maatregelen van de Leden en onderzoek van andere technische aangelegenheden die de handel in diensten in de betrokken sector raken;
- e.
verlening van technische bijstand op het gebied van de uitvoering van verplichtingen of andere zaken die de handel in de sector in kwestie raken aan Leden die ontwikkelingslanden zijn en ontwikkelingslanden die onderhandelen over toetreding tot de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelorganisatie; en
- f.
samenwerking met andere krachtens de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten opgerichte ondersteunende organen of in betrokken sectoren actieve internationale organisaties.
- 3.
Hierbij wordt een Commissie voor de handel in financiële diensten opgericht, met de in punt 2 genoemde taken.
Besluit betreffende bepaalde geschillenbeslechtingsprocedures voor de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten
De ministers besluiten de Raad voor de handel in diensten aan te bevelen tijdens zijn eerste vergadering het navolgende besluit te nemen.
De Raad voor de handel in diensten,
Met inachtneming van de specifieke aard van de verplichtingen en specifieke verbintenissen van de Overeenkomst, en van de handel in diensten voor wat betreft de beslechting van geschillen krachtens artikel XXII en artikel XXIII,
Besluit als volgt:
- 1.
Er wordt een lijst van panelleden opgesteld met het oog op de selectie van panelleden.
- 2.
Te dien einde kunnen de Leden voorstellen de namen van personen die de in punt 3 genoemde kwalificaties bezitten op de lijst op te nemen en verstrekken zij een curriculum vitae met daarin de kwalificaties van deze personen en, indien van toepassing, een aanduiding van hun specifieke sectoriële deskundigheid.
- 3.
De panels worden samengesteld uit hooggekwalificeerden al dan niet afkomstig uit overheidskringen die ervaring hebben met aangelegenheden verbandhoudende met de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten en/of de handel in diensten, met inbegrip van hieraan gerelateerde regelgeving. De panelleden oefenen hun taak als particulier persoon uit en niet als vertegenwoordiger van een regering of organisatie.
- 4.
De panels voor geschillen over sectoriële kwesties beschikken over de nodige deskundigheid ter zake van de specifieke dienstensectoren die onderwerp van het geschil zijn.
- 5.
Het secretariaat houdt de lijst bij en ontwikkelt in overleg met de voorzitter van de Raad procedures voor het beheer daarvan.
Besluit betreffende de handel in diensten en het milieu
De ministers besluiten de Raad voor de handel in diensten aan te bevelen tijdens zijn eerste vergadering het navolgende besluit te nemen.
De Raad voor de handel in diensten,
Erkennende dat voor de bescherming van het milieu noodzakelijke maatregelen in conflict kunnen komen met de bepalingen van de Overeenkomst; en
Opmerkende dat het, aangezien het kenmerk van voor de bescherming van het milieu noodzakelijke maatregelen is dat zij zijn gericht op bescherming van het leven en de gezondheid van mens, dier of plant, niet duidelijk is dat er behoefte bestaat om in meer te voorzien dan is vervat in artikel XIV, sub b.;
Besluit:
- 1.
De Commissie voor handel en milieu te verzoeken om de relatie tussen de handel in diensten en het milieu, inclusief het punt duurzame ontwikkeling, aan een onderzoek te onderwerpen en daarover verslag, eventueel met aanbevelingen, uit te brengen ten einde vast te stellen of het noodzakelijk is artikel XIV van de Overeenkomst te wijzigen om rekening te houden met dergelijke maatregelen. De Commissie onderzoekt tevens de relevantie van intergouvernementele overeenkomsten over het milieu en hun relatie tot de Overeenkomst.
- 2.
De Commissie brengt verslag uit over haar werkzaamheden aan de eerste om de twee jaar te houden vergadering van de Ministeriële Conferentie na de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie.
Besluit betreffende onderhandelingen over het verkeer van natuurlijke personen
De ministers,
Nota nemende van de uit de Uruguay-Ronde voortvloeiende verbintenissen op het gebied van het verkeer van natuurlijke personen met het oog op het verlenen van diensten;
Indachtig de doelstellingen van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten, zoals bijvoorbeeld de groeiende deelname van de ontwikkelingslanden aan de handel in diensten en de expansie van hun uitvoer van diensten;
Erkennende het belang van verdergaande verbintenissen betreffende het verkeer van natuurlijke personen ten einde in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten tot een evenwichtige verdeling van de voordelen te komen;
Besluiten als volgt:
- 1.
De onderhandelingen over de verdere liberalisering van het verkeer van natuurlijke personen met het oog op het verlenen van diensten worden na de afronding van de Uruguay-Ronde voortgezet met het doel verdergaande verbintenissen van de zijde van de deelnemers aan de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten mogelijk te maken.
- 2.
Er wordt een Onderhandelingsgroep voor het verkeer van natuurlijke personen opgericht die tot taak krijgt de onderhandelingen te voeren. De groep stelt haar eigen procedures vast en brengt regelmatig verslag uit aan de Raad voor de handel in diensten.
- 3.
De Onderhandelingsgroep houdt haar eerste onderhandelingsbijeenkomst ten laatste op 16 mei 1994. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie sluit de groep de onderhandelingen af en brengt zij een eindverslag uit aan de Raad voor de handel in diensten.
- 4.
De uit deze onderhandelingen voortvloeiende verbintenissen worden opgenomen op de Lijsten van specifieke verbintenissen van de Leden.
Besluit betreffende financiële diensten
De ministers,
Erop wijzende dat de bij afsluiting van de Uruguay-Ronde door de deelnemers op hun lijsten opgenomen verbintenissen betreffende financiële diensten op hetzelfde moment als de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna de ‘WTO-Overeenkomst’ genoemd) op basis van het beginsel van meestbegunstiging in werking treden,
Besluiten als volgt:
- 1.
In afwijking van de bepalingen van artikel XXI van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten staat het de Leden na een periode die uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst eindigt vrij al hun of een gedeelte van hun verbintenissen betreffende deze sector te verbeteren, te wijzigen of in te trekken zonder compensatie aan te bieden. Tezelfdertijd leggen de Leden hun standpunt ten aanzien van vrijstellingen van de meestbegunstingsclausule[lees: meestbegunstigingsclausule] in deze sector definitief vast, in afwijking van de bepalingen van de Bijlage betreffende vrijstellingen van de in artikel II vervatte verplichtingen. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst tot het einde van de hierboven genoemde periode zullen vrijstellingen die zijn opgenomen in de Bijlage betreffende vrijstellingen van de in artikel II vervatte verplichtingen en die afhankelijk zijn van het niveau van de door andere deelnemers aangegane verbintenissen of de door andere deelnemers aangegane verbintenissen niet worden toegepast.
- 2.
De Commissie voor de handel in financiële diensten volgt het verloop van de overeenkomstig dit besluit gevoerde onderhandelingen en brengt daarover ten laatste vier maanden na de datum van inwerkingtreding van de WTO-Overeenkomst verslag aan de Raad voor de handel in diensten uit.
Besluit betreffende onderhandelingen over zeevervoerdiensten
De ministers,
Erop wijzende dat de door de deelnemers bij de beëindiging van de Uruguay-Ronde op hun lijsten opgenomen verbintenissen betreffende zeevervoerdiensten op hetzelfde moment op basis van het beginsel van meestbegunstiging in werking treden als de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna de ‘WTO-Overeenkomst’ genoemd),
Besluiten als volgt:
- 1.
Binnen het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten worden op vrijwillige basis onderhandelingen aangegaan over de sector zeevervoerdiensten. De onderhandelingen bestrijken een breed terrein en zijn gericht op verbintenissen op het gebied van de internationale scheepvaart, ondersteunende diensten, toegang tot en gebruik van havenfaciliteiten en leiden binnen een vastgesteld tijdschema tot de opheffing van beperkingen.
- 2.
Om dit mandaat uit te voeren wordt een Onderhandelingsgroep voor zeevervoerdiensten (hierna ‘NGMTS’ genoemd) opgericht. De NGMTS rapporteert regelmatig over het verloop van de onderhandelingen.
- 3.
De onderhandelingen in de NGMTS staan open voor alle regeringen en de Europese Gemeenschappen, die hun voornemen tot deelname kenbaar maken. Tot op heden maakten hun voornemen om aan de onderhandelingen deel te nemen kenbaar:
Argentinië, Canada, de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, de Filippijnen, Finland, Hong-Kong, Indonesië, Korea, Maleisië, Mexico, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Polen, Roemenië, Singapore, Thailand, Turkije, IJsland, de Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland.
Verdere aanmeldingen van een voornemen tot deelname worden aan de depositaris van de WTO-Overeenkomst gericht.
- 4.
De NGMTS houdt haar eerste onderhandelingszitting uiterlijk op 16 mei 1994. Ten laatste in juni 1996 sluit zij de onderhandelingen af en stelt zij een eindverslag op. In het eindverslag is een datum voor de tenuitvoerlegging van de onderhandelingsresultaten opgenomen.
- 5.
Tot de beëindiging van de onderhandelingen wordt de toepassing op deze sector van artikel II en de punten 1 en 2 van de Bijlage betreffende vrijstellingen van de in artikel II vervatte verplichtingen opgeschort en behoeven vrijstellingen van het beginsel van meestbegunstiging niet op lijsten te worden opgenomen. Bij de beëindiging van de onderhandelingen staat het de Leden, in afwijking van artikel XXI van de Overeenkomst, vrij verbintenissen betreffende deze sector die tijdens de Uruguay-Ronde zijn aangegaan, zonder compensatie aan te bieden, te verbeteren, te wijzigen of in te trekken. Tezelfdertijd leggen de Leden hun standpunt ten aanzien van vrijstellingen van de meestbegunstigingsclausule in deze sector definitief vast, in afwijking van de bepalingen van de Bijlage betreffende vrijstellingen van de in artikel II vervatte verplichtingen. Mochten de onderhandelingen niet slagen, dan beslist de Raad voor de handel in diensten of de onderhandelingen overeenkomstig dit mandaat worden voortgezet.
- 6.
Alle uit de onderhandelingen voortvloeiende verbintenissen, met inbegrip van de datum van hun inwerkingtreding, worden op de bij de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten gevoegde lijsten opgenomen en zijn aan alle bepalingen van de Overeenkomst onderworpen.
- 7.
Met onmiddellijke ingang en tot de ingevolge punt 4 te bepalen datum van tenuitvoerlegging wordt overeengekomen dat de deelnemers geen maatregelen treffen die van invloed zijn op de handel in zeevervoerdiensten, uitgezonderd maatregelen naar aanleiding van door andere landen getroffen maatregelen, gericht op handhaving en verbetering van het vrij verstrekken van zeevervoerdiensten, of die hun onderhandelingspositie verbeteren.
- 8.
De toepassing van punt 7 is onderworpen aan controle in de NGMTS. De deelnemers kunnen de aandacht van de NGMTS vestigen op elke maatregel of omissie die zij voor de uitvoering van punt 7 van belang achten. Dergelijke kennisgevingen worden na ontvangst door het secretariaat geacht aan de NGMTS te zijn voorgelegd.
Besluit betreffende onderhandelingen over basistelecommunicatie
De ministers besluiten het volgende:
- 1.
In het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten worden op vrijwillige basis onderhandelingen aangegaan met het oog op de geleidelijke liberalisering van de handel in telecommunicatienetwerken en -diensten (hierna ‘basistelecommunicatie’ genoemd).
- 2.
Onverminderd hun uitkomst is de werkingssfeer van de onderhandelingen algemeen en is geen enkele vorm van basistelecommunicatie hiervan a priori uitgesloten.
- 3.
Om dit mandaat uit te voeren, wordt een Onderhandelingsgroep voor basistelecommunicatie (hierna ‘NGBT genoemd) opgericht. De NGBT rapporteert regelmatig over het verloop van de onderhandelingen.
- 4.
De onderhandelingen in de NGBT staan open voor alle regeringen en de Europese Gemeenschappen, die hun voornemen tot deelname kenbaar maken. Tot op heden maakten hun voornemen om aan de onderhandelingen deel te nemen kenbaar:
Australië, Canada, Chili, Cyprus, de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, Finland, Hongarije, Hong Kong, Japan, Korea, Mexico, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Slowakije, Turkije, de Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland.
Verdere aanmeldingen van een voornemen tot deelname worden aan de depositaris van de WTO-Overeenkomst gericht.
- 5.
De NGBT houdt haar eerste onderhandelingsbijeenkomst uiterlijk op 16 mei 1994. Ten laatste op 30 april 1996 sluit zij de onderhandelingen af en stelt zij een eindverslag op. In het eindverslag is een datum voor de tenuitvoerlegging van de onderhandelingsresultaten opgenomen.
- 6.
Alle uit de onderhandelingen voortvloeiende verbintenissen, met inbegrip van de datum van hun inwerkingtreding, worden op de bij de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten gevoegde lijsten opgenomen en zijn aan alle bepalingen van de Overeenkomst onderworpen.
- 7.
Met onmiddellijke ingang en tot de ingevolge punt 5 te bepalen datum van tenuitvoerlegging wordt overeengekomen dat geen deelnemer dusdanige maatregelen op het gebied van de handel in basistelecommunicatie treft dat zijn onderhandelingspositie daardoor wordt verbeterd. Overeengekomen wordt dat deze bepaling geen beletsel vormt voor het treffen van commerciële en overheidsregelingen betreffende de levering van basistelecommunicatiediensten.
- 8.
De toepassing van punt 7 is onderworpen aan controle in de NGBT. De deelnemers kunnen de aandacht van de NGBT vestigen op elke maatregel of omissie die zij voor de uitvoering van punt 7 van belang achten. Dergelijke kennisgevingen worden na ontvangst door het secretariaat geacht aan de NGBT te zijn voorgelegd.
Besluit betreffende diensten van deskundigen
De ministers besluiten de Raad voor de handel in diensten aan te bevelen tijdens zijn eerste vergadering het navolgende besluit te nemen.
De Raad voor de handel in diensten,
Erkennende de uitwerking van regelgevingsmaatregelen betreffende beroepskwalificaties, technische normen en verlening van vergunningen op de expansie van de handel in diensten van deskundigen;
Wensende multilaterale regels op te stellen ten einde te verzekeren dat deze regelgevingsmaatregelen, wanneer specifieke verbintenissen worden aangegaan, geen onnodige hindernissen voor de verlening van diensten van deskundigen opwerpen;
Besluit het volgende:
- 1.
Het in artikel VI, lid 4, inzake Interne Regelgeving voorziene werkprogramma dient onmiddellijk ten uitvoer te worden gelegd. Te dien einde wordt een Werkgroep inzake diensten van deskundigen opgericht die de regels die nodig zijn om te waarborgen dat maatregelen in verband met kwalificatie-eisen en -procedures, technische normen en vergunningsvoorschriften op het gebied van diensten van deskundigen geen onnodige handelsbelemmeringen opwerpen, onderzoekt en daarover een verslag uitbrengt waarin aanbevelingen zijn vervat.
- 2.
De Werkgroep geeft voorrang aan het formuleren van aanbevelingen ten behoeve van het opstellen van multilaterale regels voor de accountancy-sector, zodat specifieke verbintenissen operationeel kunnen worden. De Werkgroep concentreert zich bij het opstellen van deze aanbevelingen op:
- a.
de ontwikkeling van multilaterale regels voor markttoegang ten einde te verzekeren dat interne regelgevingsvoorschriften:
- i.
gebaseerd zijn op objectieve en doorzichtige criteria, zoals vakbekwaamheid en het vermogen de dienst te verlenen;
- ii.
niet strenger zijn dan noodzakelijk is om de kwaliteit van de dienst te verzekeren, waardoor de daadwerkelijke liberalisering van accountancy-diensten wordt vergemakkelijkt;
- b.
het gebruik van internationale normen en stimuleert aldus de samenwerking met de desbetreffende internationale organisaties zoals gedefinieerd in artikel VI, lid 5, onder (b) om volledige uitvoering te geven aan artikel VII, lid 5;
- c.
vergemakkelijking van de daadwerkelijke toepassing van artikel VI, lid 6, van de Overeenkomst middels het opstellen van richtsnoeren voor de erkenning van kwalificaties.
De Werkgroep houdt bij het opstellen van deze regels rekening met het belang van de gouvernementele en niet-gouvernementele organen die de diensten van deskundigen reglementeren.
Besluit betreffende toetreding tot de Overeenkomst inzake Overheidsopdrachten
1
De ministers verzoeken de commissie voor Overheidsopdrachten die is ingesteld in het kader van de Overeenkomst inzake Overheidsopdrachten welke in bijlage 4 (b) van de Overeenkomst tot Oprichting van de Wereldhandelsorganisatie werd opgenomen, vast te stellen dat:
- a.
een Lid dat tot de Overeenkomst wenst toe te treden in overeenstemming met lid 2 van artikel XXIV van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, van zijn belangstelling mededeling doet aan de Directeur-Generaal van de WTO en daarbij de nodige informatie indient met inbegrip van een aanbod betreffende het in aanhangsel I op te nemen toepassingsgebied dat is opgesteld met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst, met name artikel I en eventueel artikel V;
- b.
van de mededeling kennisgeving wordt gedaan aan alle partijen bij de Overeenkomst;
- c.
het Lid dat wenst toe te treden, met de partijen overleg pleegt over de voorwaarden voor zijn toetreding tot de Overeenkomst;
- d.
ter vergemakkelijking van de toetreding de commissie een werkgroep instelt, indien het betrokken Lid of om het even welke partij bij de Overeenkomst daarom verzoekt; de werkgroep zich bezighoudt met het onderzoek van:
- i.
het aanbod van het Lid dat om toetreding verzoekt, betreffende het toepassingsgebied, en
- ii.
de terzake dienende informatie betreffende de exportmogelijkheden in de markten van de partijen, rekening houdend met de bestaande en potentiële exportcapaciteit van het Lid dat om toetreding verzoekt, en de exportmogelijkheden van de partijen in de markt van het Lid dat om toetreding verzoekt;
- e.
het toetredende Lid, zodra de commissie een besluit neemt houdende instemming met de toetredingsvoorwaarden inclusief de lijsten van de voor het toetredende Lid in aanmerking komende instanties, bij de Directeur-Generaal van de WTO een akte van toetreding nederlegt waarin de aldus overeengekomen voorwaarden zijn opgenomen; de lijsten in het Engels, Frans en Spaans met de voor het toetredende Lid in aanmerking komende instanties als aanhangsel aan de Overeenkomst worden toegevoegd;
- f.
in de aan het in werking treden van de WTO-overeenkomst voorafgaande periode bovenbedoelde procedures mutatis mutandis van toepassing zijn op de partijen bij GATT 1947 welke wensen toe te treden, en de aan de Directeur-Generaal van de WTO opgedragen taken worden uitgevoerd door de Directeur-Generaal van de PARTIJEN bij de GATT 1947.
2
De besluiten van die commissie worden op basis van éénstemmigheid genomen. Alle partijen kunnen bovendien gebruik maken van de clausule inzake niet-toepassing van lid 11 van artikel XXIV.
Besluit inzake de toepassing en toetsing van het Memorandum van Overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen
De Ministers,
Herinnerend aan het besluit van 22 februari 1994 dat de bestaande regels en procedures van de GATT-Overeenkomst van 1947 op het gebied van de beslechting van geschillen van kracht blijven tot de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie,
Nodigen de desbetreffende Raden en Commissies uit te besluiten dat zij hun werkzaamheden blijven voortzetten ten einde een geschil ten aanzien waarvan het verzoek om overleg vóór die datum werd ingediend, te kunnen behandelen;
Nodigen de Ministeriële Conferentie uit binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie over te gaan tot een volledige toetsing van de WTO-regels en -procedures voor de beslechting van geschillen, en op haar eerste bijeenkomst na de voltooiing van de toetsing te besluiten of deze regels en procedures voor de beslechting van geschillen zullen worden voortgezet, gewijzigd of beëindigd.
Memorandum van Oovereenstemming[lees: Overeenstemming] inzake verbintenissen betreffende financiële diensten
De deelnemers aan de Uruguay-Ronde werden in staat gesteld om in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (hierna ‘de Overeenkomst’ genoemd) specifieke verbintenissen betreffende financiële diensten aan te gaan op basis van een afwijkende benadering van die welke is voorzien in de bepalingen van deel III van de Overeenkomst. Overeengekomen werd dat deze benadering op de volgende voorwaarden kan worden toegepast:
- i.
zij is niet strijdig met de bepalingen van de Overeenkomst;
- ii.
zij laat het recht van de Leden om hun specifieke verbintenissen overeenkomstig de methode van deel III van de Overeenkomst in een lijst op te nemen, onverlet;
- iii.
de hieruit voortvloeiende specifieke verbintenissen worden op basis van het beginsel van meestbegunstiging toegepast;
- iv.
zij geen vermoeden heeft doen rijzen aangaande de mate van liberalisering waartoe een Lid zich krachtens de Overeenkomst verbindt.
Leden die hiervoor belangstelling hebben, hebben op basis van onderhandelingen en met inachtneming van eventueel gespecificeerde voorwaarden en beperkingen op hun lijsten specifieke verbintenissen opgenomen overeenkomstig de hierna volgende aanpak.
A. Standstill
Alle voorwaarden en beperkingen ten aanzien van de onderstaande verbintenissen zijn beperkt tot bestaande niet-conforme maatregelen.
B. Markttoegang
Monopolierechten
1
In aanvulling op artikel VIII van de Overeenkomst geldt het volgende:
Ieder Lid neemt in zijn op financiële diensten betrekking hebbende lijst de bestaande monopolierechten op en tracht deze op te heffen of hun toepassingsgebied te verkleinen. In afwijking van de bepalingen van punt 1, onder b., van de Bijlage betreffende financiële diensten is deze paragraaf van toepassing op de in punt 1, onder b. iii., van de Bijlage genoemde activiteiten.
Door openbare lichamen aangekochte financiële diensten
2
In afwijking van artikel XIII van de Overeenkomst verzekert ieder Lid dat aan op zijn grondgebied gevestigde financiële dienstverleners van ieder ander Lid voor wat de aankoop of verwerving van financiële diensten door openbare lichamen van het Lid op zijn grondgebied betreft behandeling van meestbegunstigde natie of nationale behandeling wordt toegekend.
Grensoverschrijdende handel
3
Ieder Lid staat niet-ingezeten financiële dienstverleners toe om als opdrachtgever, via een tussenpersoon of als tussenpersoon onder voorwaarden van nationale behandeling de volgende diensten te verlenen:
- a.
verzekering van risico's in verband met:
- i.
zeescheepvaart, commerciële luchtvaart, lancering van en vrachtvervoer middels ruimtevaartuigen (satellieten inbegrepen) waarbij het volgende volledig of gedeeltelijk wordt gedekt: de vervoerde goederen, het voertuig waarmee de goederen worden vervoerd en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid; en
- ii.
het internationaal douanevervoer van goederen;
- b.
herverzekering, retrocessie en ondersteunende verzekeringsdiensten als bedoeld in punt 5, onder a. iv. van de Bijlage;
- c.
verstrekking en overdracht van financiële informatie en verwerking van financiële gegevens als bedoeld in punt 5, onder a. xv. van de Bijlage en advies- en andere ondersteunende diensten, met uitsluiting van bemiddeling, ten behoeve van bancaire en andere financiële diensten als bedoeld in punt 5, onder a. xvi., van de Bijlage.
4
Ieder Lid staat zijn ingezetenen toe om op het grondgebied van ieder ander Lid de diensten aan te kopen die zijn aangegeven in:
- a.
punt 3, onder a.;
- b.
punt 3, onder b.; en
- c.
punt 5, onder a., v. tot en met xvi, van de Bijlage.
Commerciële aanwezigheid
5
Ieder Lid verleent financiële dienstverleners van ieder ander Lid het recht om op zijn grondgebied commerciële aanwezigheid tot stand te brengen of deze aanwezigheid uit te breiden, mede door overname van bestaande ondernemingen.
6
Een Lid kan voorwaarden en procedures opleggen voor de toestemming tot commerciële aanwezigheid en uitbreiding van commerciële aanwezigheid, voor zover deze de verplichting van het Lid krachtens punt 5 niet omzeilen en verenigbaar zijn met de andere uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.
Nieuwe financiële diensten
7
Een Lid staat op zijn grondgebied gevestigde financiële dienstverleners van ieder ander Lid toe om op zijn grondgebied nieuwe financiële diensten aan te bieden.
Overdracht en verwerking van informatie
8
Geen Lid neemt maatregelen die overdrachten of verwerking van financiële informatie, met inbegrip van overdrachten van gegevens via elektronische middelen, beletten of die, met inachtneming van met internationale overeenkomsten verenigbare invoerregels, overdrachten van apparatuur beletten, wanneer die overdrachten van informatie, verwerking van financiële informatie of overdrachten van apparatuur noodzakelijk zijn voor de normale bedrijfsvoering van een financiële dienstverlener. Niets in dit punt perkt het recht van een Lid in om persoonlijke gegevens, de persoonlijke levenssfeer en de vertrouwelijkheid van persoonlijke bescheiden te beschermen, zo lang dit recht niet wordt gebruikt om de bepalingen van de Overeenkomst te omzeilen.
Tijdelijke toelating van personeel
9
- a.
Ieder Lid staat de tijdelijke toelating op zijn grondgebied toe van het volgende personeel van een financiële dienstverlener van een ander Lid die doende is op het grondgebied van het Lid commerciële aanwezigheid tot stand te brengen of deze tot stand gebracht heeft:
- i.
hoger managementpersoneel dat in het bezit is van gepatenteerde informatie die essentieel is voor de ontwikkeling van, de controle op en het verrichten van de diensten van de financiële dienstverlener; en
- ii.
specialisten op het gebied van de door de financiële dienstverlener verrichte diensten.
- b.
Ieder Lid staat, afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikt personeel op zijn grondgebied, de tijdelijke toelating op zijn grondgebied toe van het volgende bij de commerciële aanwezigheid van een financiële dienstverlener van een ander Lid betrokken personeel:
- i.
specialisten op het gebied van computerdiensten, telecommunicatiediensten en boekhouding van de financiële dienstverlener; en
- ii.
specialisten op het gebied van actuariële en juridische zaken.
Niet-discriminerende maatregelen
10
Ieder Lid streeft naar de opheffing of beperking van substantiële nadelige gevolgen voor de financiële dienstverleners van een ander Lid van:
- a.
niet-discriminerende maatregelen die financiële-dienstverleners beletten om op het grondgebied van het Lid in de door hem bepaalde vorm alle door het Lid toegestane financiële diensten aan te bieden
- b.
niet-discriminerende maatregelen die uitbreiding van de activiteiten van financiële dienstverleners tot het gehele grondgebied van het Lid beperken
- c.
maatregelen van een Lid, wanneer dat Lid dezelfde maatregelen op zowel bankdiensten als diensten betreffende effecten toepast en een financiële dienstverlener van een ander Lid zijn activiteiten op de verlening van diensten betreffende effectendiensten concentreert en
- d.
andere maatregelen die, hoewel zij de bepalingen van de Overeenkomst eerbiedigen, afbreuk doen aan het vermogen van de financiële dienstverleners van een ander Lid om op de markt van het Lid actief te zijn, te concurreren of deze te betreden
mits op grond van dit punt getroffen maatregelen geen oneerlijke discriminatie vormen van de financiële dienstverleners van het Lid dat deze maatregelen neemt.
11
Wat de onder de punten 10 a. en b. genoemde niet-discriminerende maatregelen aangaat, streeft een Lid ernaar om het bestaande niveau van marktkansen en de reeds door financiële dienstverleners van alle andere Leden als categorie op het grondgebied van het Lid genoten voordelen niet te beperken, op voorwaarde dat deze verbintenis niet leidt tot oneerlijke discriminatie van de financiële dienstverleners van het Lid dat de maatregelen neemt.
C. Nationale behandeling
1
Ieder Lid verleent onder de voorwaarden voor de toekenning van nationale behandeling aan op zijn grondgebied gevestigde financiële dienstverleners van andere Leden toegang tot door openbare lichamen geëxploiteerde betalings- en verrekeningssystemen alsmede tot voor normale zakelijke transacties beschikbare officiële financierings- en herfinancieringsfaciliteiten. Dit punt beoogt geen toegang te verschaffen tot de faciliteiten van geldschieter in laatste instantie van een Lid.
2
Wanneer het lidmaatschap van of deelneming in, dan wel de toegang tot een autonome instantie, effecten- of termijnbeurs of effecten- of termijnmarkt, verrekenkantoor of een andere organisatie of vereniging door een Lid wordt vereist opdat financiële dienstverleners van enig ander Lid op voet van gelijkheid met de financiële dienstverleners van dat Lid financiële diensten kunnen verlenen of wanneer het Lid deze instanties direct of indirect voorrechten of voordelen voor de verlening van financiële diensten toekent dan waarborgt het Lid dat die instanties nationale behandeling toekennen aan financiële dienstverleners van andere Leden die ingezetenen van het grondgebied van het Lid zijn.
D. Definities
Voor de toepassing van deze benadering:
- 1.
Is een niet-ingezeten leverancier van financiële diensten een financiële dienstverlener van een Lid die een financiële dienst op het grondgebied van een ander Lid levert vanuit een vestiging op het grondgebied van een ander Lid, ongeacht of deze financiële dienstverlener al dan niet commercieel aanwezig is op het grondgebied van het Lid waar de financiële dienst wordt verleend.
- 2.
Betekent ‘commerciële aanwezigheid’ een zich voor het verlenen van financiële diensten op het grondgebied van een Lid bevindende onderneming, omvattende dochtermaatschappijen in volledige of gedeeltelijke eigendom, joint-ventures, partnerschappen, eenmanszaken, franchising-operaties, filialen, agentschappen, vertegenwoordigingskantoren of andere organisaties.
- 3.
Is een nieuwe financiële dienst een dienst van financiële aard, met inbegrip van diensten met betrekking tot bestaande en nieuwe produkten of de manier waarop een produkt wordt geleverd, die niet door enige financiële dienstverlener op het grondgebied van een bepaald Lid wordt verstrekt, maar op het grondgebied van een ander Lid wordt verstrekt.
Voetnoten
Deze lijst brengt geen wijzigingen aan in de bestaande kennisgevingsvoorschriften in de Multilaterale handelsovereenkomsten in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst of, in voorkomend geval, de Plurilaterale handelsovereenkomsten in bijlage 4 bij de WTO-Overeenkomst.