Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof
Artikel 23 Onderdanen en permanent ingezetenen
Geldend
Geldend vanaf 22-07-2004
- Bronpublicatie:
09-09-2002, Trb. 2004, 55 (uitgifte: 23-03-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-08-2008, Trb. 2008, 160 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
Op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, kan elke Staat verklaren dat:
- a.
Onverminderd artikel 15, zesde lid, en artikel 16, eerste lid, onder d, genieten de in de artikelen 15,16, 18,19 en 21 bedoelde personen op het grondgebied van de Staat die Partij is en waarvan zij onderdaan of permanent ingezetene zijn, uitsluitend de volgende voorrechten en immuniteiten, voor zover noodzakelijk voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies of hun verschijning of getuigenis voor het Hof:
- i.
Immuniteit van arrestatie en detentie;
- ii.
Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen bij de vervulling van hun functies voor het Hof of tijdens hun verschijning of getuigenis gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden wanneer hun functies voor het Hof of hun verschijning of getuigenis voor het Hof zijn beëindigd;
- iii.
Onschendbaarheid van papieren en documenten in welke vorm dan ook en materiaal dat betrekking heeft op de uitoefening van hun functies voor het Hof of hun verschijning of getuigenis voor het Hof;
- iv.
Het recht om ten behoeve van communicatie met het Hof en ten aanzien van een in artikel 19 bedoelde persoon, met hun raadslieden in verband met hun getuigenis, in welke vorm dan ook papieren te ontvangen en te verzenden.
- b.
Een in de artikelen 20 en 22 bedoelde persoon geniet, op het grondgebied van de Staat die Partij is waarvan hij onderdaan of permanent ingezetene is, uitsluitend de volgende voorrechten en immuniteiten voor zover benodigd voor zijn verschijning voor het Hof:
- i.
Immuniteit van arrestatie en detentie;
- II.
Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen bij hun verschijning voor het Hof gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na hun verschijning voor het Hof.