Einde inhoudsopgave
Besluit DNA-onderzoek in strafzaken
Artikel 2 [Schriftelijke toestemming. Raadsman. Wijze van afnemen]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
13-06-2017, Stb. 2017, 263 (uitgifte: 21-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2017, Stb. 2017, 263 (uitgifte: 21-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
De verdachte, de persoon, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onder g, of de derde die gevraagd wordt schriftelijk toe te stemmen in het afnemen van celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek, kan zich bij het nemen van zijn beslissing door een raadsman doen bijstaan. De officier van justitie onderscheidenlijk de rechter-commissaris wijst hem op deze mogelijkheid.
2.
Op het formulier voor de schriftelijke toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt melding gemaakt van de gevolgen van de medewerking aan een DNA-onderzoek.
3.
Degene die vrijwillig medewerking verleent aan een DNA-onderzoek, kan ten behoeve van dat onderzoek wangslijmvlies, bloed of haarwortels laten afnemen.
4.
Het afnemen van wangslijmvlies geschiedt door van de binnenzijde van een wang een of meer monsters te nemen.
5.
Het afnemen van bloed geschiedt door middel van een vingerprik.
6.
Het afnemen van haarwortels geschiedt door het uittrekken van ten minste tien haren uit de hoofdhuid.
7.
Het afnemen van wangslijmvlies, bloed of haarwortels geschiedt door een arts of een verpleegkundige. Ingeval de desbetreffende persoon daar afzonderlijk schriftelijk in toestemt, kan het afnemen van wangslijmvlies of haarwortels geschieden door een daartoe door de officier van justitie aangewezen opsporingsambtenaar die voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.
8.
Het afnemen van celmateriaal geschiedt met de hulpmiddelen die bij ministeriële regeling zijn voorgeschreven.
9.
Indien de arts of de verpleegkundige bij de behandeling van de desbetreffende persoon betrokken is of is geweest, neemt hij bij hem geen celmateriaal af, tenzij de persoon daartoe schriftelijk een verzoek heeft ingediend bij de officier van justitie onderscheidenlijk de rechter-commissaris dan wel de functionaris, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onder g, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of artikel 1, onder h, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.