Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/852 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008
Artikel 21 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Geldend
Geldend vanaf 13-06-2017
- Bronpublicatie:
17-05-2017, PbEU 2017, L 137 (uitgifte: 24-05-2017, regelingnummer: 2017/852)
- Inwerkingtreding
13-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-05-2017, PbEU 2017, L 137 (uitgifte: 24-05-2017, regelingnummer: 2017/852)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.
De in artikel 13, lid 2, en artikel 20 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 13 juni 2017. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 13, lid 2, en artikel 20 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.
Een overeenkomstig artikel 13, lid 2, en artikel 20 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.