Einde inhoudsopgave
Wet financiering politieke partijen
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt voor het eerst toegepast op het subsidiejaar 2024.
- Bronpublicatie:
19-10-2022, Stb. 2022, 412 (uitgifte: 27-10-2022, kamerstukken: 35657)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-2022, Stb. 2022, 462 (uitgifte: 23-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Kiesrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Onverminderd artikel 25 verstrekt een politieke partij die deelneemt aan een verkiezing van de Tweede Kamer der Staten-Generaal tussen de eenentwintigste en de veertiende dag voor de dag van de stemming voor deze verkiezing aan Onze Minister per kalenderjaar een overzicht van:
- a.
de bijdragen van in totaal € 1.000 of meer die de partij in een kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd;
- b.
de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, derde lid, zijn geregistreerd;
- c.
voor zover van toepassing, de in artikel 21a, eerste lid, bedoelde bijdragen die de partij in een kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij het overzicht dat op grond van dat lid van de gever is ontvangen.
2.
Het overzicht bevat de in het eerste lid bedoelde bijdragen en schulden in de periode die aanvangt op 1 januari van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de stemming plaatsvindt en die eindigt op de eenentwintigste dag voor de dag van stemming.
3.
Onze Minister maakt het overzicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de zevende dag voor de dag van de stemming, openbaar. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht, genoemd in het eerste lid, onder a en c, openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen. Artikel 25, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. Persoonsgegevens die in het overzicht voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.