Einde inhoudsopgave
Wet financiering politieke partijen
Artikel 25
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt voor het eerst toegepast op het subsidiejaar 2024.
- Bronpublicatie:
19-10-2022, Stb. 2022, 412 (uitgifte: 27-10-2022, kamerstukken: 35657)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-2022, Stb. 2022, 462 (uitgifte: 23-11-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Kiesrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Voor 1 juli van elk kalenderjaar zendt een politieke partij aan Onze Minister:
- a.
een financieel verslag over het voorafgaande kalenderjaar met daarin een weergave van de gegevens, die op grond van artikel 20 in de administratie zijn opgenomen;
- b.
een overzicht van de bijdragen van in totaal € 1.000 of meer die de partij in dat kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, eerste lid, zijn geregistreerd;
- c.
een overzicht van de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 21, derde lid, zijn geregistreerd;
- d.
de schriftelijke verklaring van de accountant, bedoeld in het derde lid, en
- e.
voor zover van toepassing, een overzicht van de in artikel 21a, eerste lid, bedoelde bijdragen die de partij in dat kalenderjaar van een gever heeft ontvangen, met daarbij het overzicht dat op grond van dat lid van de gever is ontvangen.
2.
De politieke partij geeft opdracht tot onderzoek van het financieel verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De accountant onderzoekt of het financieel verslag en de overzichten, genoemd in het eerste lid, onder b en c, voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften.
3.
De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financieel verslag en de overzichten, genoemd in het eerste lid onder b en c.
4.
Onze Minister maakt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, tezamen met het financieel verslag, het activiteitenverslag en de overzichten, genoemd in het eerste lid, onder b tot en met e, openbaar. Persoonsgegevens die in deze bescheiden voorkomen, worden door Onze Minister maximaal tien jaar bewaard.
5.
Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij blijft in het overzicht, genoemd in het eerste lid, onder b en e, openbaarmaking van de gegevens over de naam en de woonplaats van de gever, zijnde een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende, achterwege, indien dit naar het oordeel van Onze Minister gelet op het belang van de veiligheid van die persoon of belanghebbende is aangewezen.
6.
Op de bij Onze Minister berustende informatie inzake bijdragen aan politieke partijen is de Wet open overheid niet van toepassing.