Einde inhoudsopgave
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Artikel 5:1 Overgangsrecht
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
06-10-2014, Stb. 2014, 348 (uitgifte: 14-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-10-2014, Stb. 2014, 348 (uitgifte: 14-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
Voor het bepalen van het inkomen, bedoeld in de artikelen 52, vierde lid, en 61, achtste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of artikel 35aa, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet wordt onder verlof als bedoeld in artikel 3:3, derde lid, tevens verstaan verlof als bedoeld in de artikelen 3:1 en 3:2 van de Wet arbeid en zorg, en wordt in afwijking van artikel 3:2, eerste lid, onderdeel a, niet onder inkomen verstaan een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, indien dit verlof is aangevangen voor inwerkingtreding van het besluit van 22 februari 2012 tot wijziging van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen in verband met toepassing op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en werknemersverzekeringen (Stb. 79).
2.
Voor het bepalen van het inkomen, bedoeld in artikel 35aa, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, geldt dat indien voor de uitkeringsgerechtigde naast een uitkering op grond van de Werkloosheidswet:
- a.
recht ontstaat op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, van de Ziektewet of hoofdstuk II of III van de Werkloosheidswet; en
- b.
het recht, bedoeld onder a, is ontstaan voor de inwerkingtreding van het besluit van 22 februari 2012 tot wijziging van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen in verband met toepassing op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en werknemersverzekeringen (Stb. 79);
voor de duur van dat recht, bedoeld in onderdeel a, artikel 3:3, vierde lid, niet van toepassing is en wordt tevens onder inkomen wordt verstaan het inkomen, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die uitkering.
3.
Voor het bepalen van het inkomen, bedoeld in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt dat indien voor de uitkeringsgerechtigde naast een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
- a.
recht bestaat op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, van de Ziektewet of hoofdstuk II of III van de Werkloosheidswet; en
- b.
het recht op uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en het recht, bedoeld onder a, zijn ontstaan voor de inwerkingtreding van het besluit van 22 februari 2012 tot wijziging van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen in verband met toepassing op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en werknemersverzekeringen (Stb. 79);
voor de duur van het recht, bedoeld in onderdeel a, artikel 3:3, vijfde lid, niet van toepassing is en tevens onder inkomen wordt verstaan het inkomen, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin recht bestond op die uitkering.
4.
In geval van een uitkeringsgerechtigde waarvan het recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en het ontvangen van ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, van de Ziektewet zijn ontstaan voor inwerkingtreding van het besluit van 22 februari 2012 tot wijziging van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen in verband met toepassing op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en werknemersverzekeringen (Stb. 79) is, voor de duur van dat recht op grond van artikel 29, tweede lid, van de Ziektewet, artikel 3:4, tweede lid, onderdelen a en d, niet van toepassing.
5.
Ingeval van een uitkeringsgerechtigde die recht heeft op een uitkering op grond[lees: grond van de]Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en recht heeft op een uitkering op grond van een vrijwillige verzekering op grond van de Werkloosheidswet, Ziektewet, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering op de dag voor inwerkingtreding van het besluit van 22 februari 2012 tot wijziging van het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen in verband met toepassing op de Toeslagenwet, Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en werknemersverzekeringen (Stb. 79) is artikel 3:6, onderdeel b, onder 3, voor zover het de uitkering op grond van een vrijwillige verzekering betreft, niet van toepassing gedurende de duur van die uitkering doch ten hoogste gedurende twee jaar.