Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 2
Artikel 357 [Geldingsduur voorzieningen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
18-06-2012, Stb. 2012, 274 (uitgifte: 27-06-2012, kamerstukken: 32887)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2012, Stb. 2012, 305 (uitgifte: 05-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
1.
De ondernemingskamer bepaalt de geldingsduur van de door haar getroffen tijdelijke voorzieningen; zij kan op verzoek van de verzoekers, bedoeld in artikel 355 van dit Boek, of van de rechtspersoon dan wel van de advocaat-generaal die duur verlengen en verkorten.
2.
De ondernemingskamer regelt zo nodig de gevolgen van de door haar getroffen voorzieningen.
3.
Een door de ondernemingskamer getroffen voorziening kan door de rechtspersoon niet ongedaan worden gemaakt; een besluit daartoe is nietig.
4.
De ondernemingskamer kan aan degenen die zij tijdelijk aanstelt tot bestuurder, commissaris of beheerder van aandelen, een beloning ten laste van de rechtspersoon toekennen.
5.
Zij kan aan hen opdragen haar regelmatig verslag uit te brengen.
6.
De ondernemingskamer kan bepalen dat de rechtspersoon de redelijke en in redelijkheid gemaakte kosten van verweer van de bestuurder, commissaris of beheerder van aandelen terzake de vaststelling van aansprakelijkheid vanwege onbehoorlijke taakvervulling tijdens de tijdelijke aanstelling, betaalt.
7.
De ondernemingskamer spreekt de ontbinding van de rechtspersoon niet uit, wanneer het belang van de leden of aandeelhouders of van degenen die in dienst van de rechtspersoon zijn, dan wel het openbaar belang zich daartegen verzet.