Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 2
Artikel 355 [Voorzieningen in geval van wanbeleid]
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2015
- Bronpublicatie:
04-05-2015, Stb. 2015, 184 (uitgifte: 29-05-2015, kamerstukken: 34049)
- Inwerkingtreding
12-06-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2015, Stb. 2015, 205 (uitgifte: 11-06-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
1.
Indien uit het verslag van wanbeleid is gebleken, kan de ondernemingskamer op verzoek van de oorspronkelijke verzoekers en, indien het verslag voor hen ter inzage ligt, op verzoek van anderen die aan de in artikel 346 of 347 van dit Boek gestelde vereisten voldoen, of op verzoek van de advocaat-generaal, ingesteld om redenen van openbaar belang, een of meer van de in het volgende artikel genoemde voorzieningen treffen, welke zij op grond van de uitkomst van het onderzoek geboden acht.
2.
Het verzoek moet worden gedaan binnen twee maanden na nederlegging van het verslag ter griffie.
3.
De artikelen 348 en 349a zijn van overeenkomstige toepassing.
4.
In het geval, bedoeld in artikel 348, neemt de ondernemingskamer geen beslissing, alvorens de in dat artikel genoemde, op de rechtspersoon toezichthoudende instelling in de gelegenheid te hebben gesteld over het verzoek te worden gehoord.
5.
De ondernemingskamer kan haar beslissing voor een door haar te bepalen termijn aanhouden, indien de rechtspersoon op zich neemt, bepaalde maatregelen te treffen die een einde maken aan het wanbeleid of die de gevolgen welke daaruit zijn voortgevloeid, zoveel mogelijk ongedaan maken of beperken.