Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 33f
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Indien de rechterlijk ambtenaar op de datum van zijn ontslag nog aanspraak heeft op vakantie, wordt hem voor ieder uur vakantie dat hij niet heeft opgenomen, door het in artikel 33d, eerste lid, bedoelde gezag een vergoeding toegekend ten bedrage van het salaris per uur dat hij direct voorafgaand aan zijn ontslag genoot.
2.
De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt berekend met inachtneming van artikel 33e, zesde lid, alsmede uitgaande van het salaris en de arbeidsduur, zoals die direct voorafgaand aan zijn ontslag voor de rechterlijk ambtenaar golden, en de leeftijd die hij bereikt in het kalenderjaar waarin hem ontslag wordt verleend.
3.
Indien op de dag van zijn ontslag blijkt dat de rechterlijk ambtenaar te veel vakantie heeft genoten, is hij aan het in artikel 33d, eerste lid, bedoelde gezag voor ieder uur te veel genoten vakantie een bedrag verschuldigd ten bedrage van het salaris per uur.
4.
In geval van overgang zonder onderbreking naar een andere functie binnen de rijksoverheid kan de rechterlijk ambtenaar, in afwijking van het eerste lid, ervoor kiezen om het niet genoten gedeelte van zijn vakantieaanspraken te behouden. Daarbij wordt de vakantie die in het lopende kalenderjaar is genoten in mindering gebracht op de aanspraken in dat jaar.
5.
Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van overlijden of vermissing van de rechterlijk ambtenaar, met dien verstande dat:
- a.
de in het eerste en tweede lid bedoelde vergoeding wordt aangemerkt als een vermeerdering van de uitkering krachtens artikel 7a of 7b; en
- b.
het krachtens het derde lid verschuldigde bedrag in mindering wordt gebracht op het eventueel aan de nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden van de rechterlijk ambtenaar wegens nog niet vergolden aanspraken verschuldigde bedrag, of, indien en voor zover laatstbedoeld bedrag hiervoor niet toereikend is, op de uitkering krachtens artikel 7a of 7b.