Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 33e
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
09-12-2016, Stb. 2016, 501 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2016, Stb. 2016, 503 (uitgifte: 16-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De rechterlijk ambtenaar is vrij om vast te stellen wanneer hij vakantie opneemt, voor zover het belang van de dienst zich daartegen naar het oordeel van de functionele autoriteit niet verzet.
2.
De functionele autoriteit stelt de rechterlijk ambtenaar ieder jaar in de gelegenheid in ieder geval de wettelijke vakantie-uren op te nemen.
3.
De rechterlijk ambtenaar meldt het voornemen om vakantie op te nemen tijdig aan de functionele autoriteit.
4.
Het derde lid is niet van toepassing op de president van en de procureur-generaal bij de Hoge Raad, de leden van het College van procureurs-generaal en de hoofden van de parketten.
5.
Indien het belang van de dienst dit dringend noodzakelijk maakt, kan de functionele autoriteit aan de rechterlijk ambtenaar opdragen reeds opgenomen vakantie in te trekken, zowel voorafgaand als tijdens de vakantie. De eventuele geldelijke schade ten gevolge van het intrekken van vakantie wordt door het in artikel 33d, eerste lid, bedoelde gezag aan de rechterlijk ambtenaar vergoed.
6.
Indien een rechterlijk ambtenaar ingevolge artikel 33h ziekteverlof geniet, is het hem toegestaan het opnemen van vakantie niet voort te zetten. Indien de functionele autoriteit hier om verzoekt, dient de rechterlijk ambtenaar de ziekte aan te tonen.
7.
Een rechterlijk ambtenaar kan worden toegestaan in enig kalenderjaar meer uren vakantie op te nemen dan zijn aanspraak op vakantie ingevolge de artikelen 33b, vierde tot en met zesde lid, 33c en het zesde lid van dit artikel, tot en met het lopende jaar bedraagt, met dien verstande dat de op te nemen vakantie de aanspraak tot en met het lopende kalenderjaar niet met meer dan 57,6 uren mag overschrijden. Het in de vorige volzin bedoelde aantal uren van de maximaal toegestane overschrijding wordt vermenigvuldigd met de voor de rechterlijk ambtenaar geldende arbeidsduurfactor.
De in een kalenderjaar op grond van de artikelen 33b, vierde tot en met zesde lid, 33c en het zesde lid van dit artikel teveel genoten vakantie wordt in mindering gebracht op zijn aanspraak op de wettelijke vakantie-uren over het eerstvolgende kalenderjaar.