Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 4:95 [Vergewisplicht t.a.v. gevolmachtigde agent]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Redactionele toelichting
Deze wet treedt in werking op een krachtens art. 179 van de Wet van 20-11-2006, Stb. 605 bepaald tijdstip.
- Bronpublicatie:
28-09-2006, Stb. 2006, 475 (uitgifte: 31-10-2006, kamerstukken: 29708)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2006, Stb. 2006, 664 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Een aanbieder gaat pas over tot het verlenen van een volmacht nadat hij zich ervan heeft vergewist dat de gevolmachtigde agent niet handelt in strijd met het verbod, bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, en aan de gevolmachtigde agent geen verbod als bedoeld in artikel 4:4, eerste lid, is opgelegd.
2.
De aanbieder gaat eenmaal per twaalf maanden en indien hij in het kader van de normale bedrijfsvoering signalen ontvangt die bij hem daaromtrent twijfel oproepen na of de gevolmachtigde agent waaraan hij een volmacht heeft verleend niet handelt in strijd met het verbod, bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, of dat aan de gevolmachtigde agent geen verbod als bedoeld in artikel 4:4, eerste lid, is opgelegd.
3.
Indien de gevolmachtigde agent, bedoeld in het tweede lid, handelt in strijd met het verbod, bedoeld in artikel 2:92, eerste lid, of aan hem een verbod als bedoeld in artikel 4:4, eerste lid, is opgelegd, beëindigt de aanbieder de volmacht. De aanbieder kan de gevolmachtigde agent belasten met het beheer en de afwikkeling van de door hem gevormde verzekeringsportefeuille voorzover het de gevolmachtigde agent op grond van artikel 1:104, derde lid, of 4:4, tweede lid, is toegestaan overeenkomsten af te wikkelen.