Einde inhoudsopgave
Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
Artikel 11b (videotoezichtcentrales)
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
21-03-2019, Stcrt. 2019, 17481 (uitgifte: 29-03-2019, regelingnummer: 2249858)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2019, Stcrt. 2019, 17481 (uitgifte: 29-03-2019, regelingnummer: 2249858)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Een beveiligingsorganisatie als bedoeld in artikel 3, onderdeel e, van de wet laat, indien het een organisatie betreft die in de uitoefening van beroep of bedrijf ten behoeve van derden in een centraal meldpunt, de door videoapparatuur verzonden beelden ontvangt en beoordeelt en zo nodig assistentie vraagt aan de politie, andere overheidsinstanties of particulieren, het plan voor de installatie, de installatie en het onderhoud van de videoapparatuur die hij gebruikt, slechts opstellen dan wel uitvoeren door installateurs en personen die aan installateurs assistentie verlenen, die in het bezit zijn van een diploma dat de instemming heeft van de minister.
2.
Instemming als bedoeld in het eerste lid hebben:
- a.
het diploma Projecteringsdeskundige CCTV/VSS;
- b.
het diploma Installatiedeskundige CCTV/VSS;
- c.
een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, voor werkzaamheden als alarminstallateur.
3.
Het bepaalde in de artikelen 11a, 20 en 22 is van overeenkomstige toepassing op een beveiligingsorganisatie als bedoeld in het eerste lid.
4.
De minister kan besluiten de eis van het overleggen van een certificaat als bedoeld in artikel 20, eerste lid, eenmalig voor een periode van ten hoogste acht maanden buiten toepassing te laten.
5.
Een beveiligingsorganisatie als bedoeld in het eerste lid laat het plan voor installatie, de installatie en het onderhoud van de apparatuur die hij gebruikt, slechts opstellen dan wel uitvoeren door installateurs en personen die aan installateurs assistentie verlenen, die beschikken over een verklaring van betrouwbaarheid. Zij verleent uitsluitend diensten aan derden die deze werkzaamheden eveneens slechts laten verrichten door installateurs die aan de genoemde voorwaarden voldoen.
6.
Een beveiligingsorganisatie als bedoeld in het eerste lid maakt van videoapparatuur die behoort tot een categorie waarvoor Onze Minister regels heeft gesteld, uitsluitend gebruik indien deze overeenkomstig die regels is goedgekeurd. Zij verleent alleen diensten aan derden die eveneens aan deze voorwaarde voldoen.
7.
Een beveiligingsorganisatie als bedoeld in het eerste lid draagt zorg dat zij over documenten beschikt betreffende de door haar en derden gebruikte apparatuur, waarmee aangetoond kan worden dat zij aan het eerste, vijfde en zesde lid voldoet.
8.
De verklaring van betrouwbaarheid, bedoeld in het vijfde lid, wordt afgegeven door de korpschef, dan wel, indien de desbetreffende persoon niet woonachtig is in Nederland, de korpschef, de commandant van de Koninklijke marechaussee of Onze Minister, die ingevolge artikel 7, tweede of derde lid, van de wet aan een beveiligingsorganisatie waarvoor de installateur gaat werken toestemming kan geven.
9.
De verklaring van betrouwbaarheid, bedoeld in het vijfde lid, kan worden ingetrokken indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan de verklaring niet zou zijn afgegeven, indien deze zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest op het tijdstip waarop de verklaring werd afgegeven.
10.
Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag om een verklaring van betrouwbaarheid als bedoeld in het vijfde lid.