Einde inhoudsopgave
Wet op het primair onderwijs
Artikel 194 Ministeriële bevoegdheden t.a.v. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 188
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 187.
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Stb. 2021, 171 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken: 35605)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Instemming van Onze Minister is vereist ten aanzien van de statuten van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 188, alsmede ten aanzien van wijziging van die statuten.
2.
Onze Minister is bevoegd tot intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 188.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
- a.
nadere taakomschrijving van de rechtspersoon;
- b.
de voorwaarden voor instemming door Onze Minister met de statuten van de rechtspersoon en wijziging van deze statuten; en
- c.
de gevolgen van intrekking van de aanwijzing van de rechtspersoon.
4.
Krachtens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen voorschriften kan Onze Minister subsidie verlenen aan de rechtspersoon ten behoeve van:
- a.
bedragen die, gedurende een vooraf vastgestelde periode en tot een vooraf vastgestelde maximale hoogte, strekken ter vervanging van de bijdrage bedoeld in artikel 188, tweede lid, voor zover die betrekking heeft op de kosten van vervanging van personeel wegens voorschriften gegeven bij algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling,
- b.
een bijdrage aan de kosten van de bedrijfsvoering van de rechtspersoon, en
- c.
een bijdrage ten behoeve van de uitoefening van landelijke taken in het kader van de bedrijfsgezondheidszorg.
5.
Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid, kan ten behoeve van een in dat lid bedoelde subsidie een subsidieplafond worden vastgesteld.
6.
Het bestuur van de rechtspersoon kan ten behoeve van de uitoefening van landelijke taken in het kader van de bedrijfsgezondheidszorg subsidie aan derden verstrekken.
7.
De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde en vierde lid, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat 4 weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens te kennen wordt gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.