Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Artikel 185 Registratie van de summiere aangifte bij binnenbrengen
Geldend
Geldend vanaf 20-07-2020
- Bronpublicatie:
29-06-2020, PbEU 2020, L 206 (uitgifte: 30-06-2020, regelingnummer: 2020/893)
- Inwerkingtreding
20-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2020, PbEU 2020, L 206 (uitgifte: 30-06-2020, regelingnummer: 2020/893)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 127, lid 1, van het wetboek)
1.
De douaneautoriteiten registreren de summiere aangifte bij binnenbrengen na de ontvangst ervan en stellen de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger onmiddellijk van de registratie in kennis en delen aan die persoon de MRN van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de datum van registratie mee.
2.
Vanaf de datum die is vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 als startdatum van de uitroltermijn van release 1 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, wanneer de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden verstrekt door de indiening van ten minste de in artikel 106, leden 2 en 2 bis, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 bedoelde minimale gegevensset of door de indiening van meer dan één gegevensset:
- a)
registreren de douaneautoriteiten na ontvangst elke indiening van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen;
- b)
stellen zij de persoon die de gegevensset heeft ingediend onmiddellijk van de registratie in kennis en
- c)
delen zij deze persoon de MRN mee van elke indiening, evenals de datum van registratie van elke indiening.
3.
De douaneautoriteiten stellen de vervoerder onmiddellijk in kennis van de registratie, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot de elektronische systemen zoals bedoeld in artikel 182 van deze verordening, in elk van de volgende gevallen:
4.
De verplichting om de vervoerder in de in lid 3, onder b), bedoelde gevallen in kennis te stellen, is van toepassing met ingang van de datum die in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 is vastgesteld als startdatum van de uitroltermijn van release 2 van het in artikel 182, lid 1, van deze verordening bedoelde elektronische systeem, op voorwaarde dat de vervoerder toegang heeft tot dat systeem.