Einde inhoudsopgave
Wet educatie en beroepsonderwijs BES
Artikel 2.3.11 Correctie rijksbijdrage; verrekening vorderingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
16-10-2013, Stb. 2013, 432 (uitgifte: 01-11-2013, kamerstukken: 33645)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-10-2013, Stb. 2013, 432 (uitgifte: 01-11-2013, kamerstukken: 33645)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Indien de vaststelling van de rijksbegroting daartoe noopt, kan Onze Minister tot acht weken na die vaststelling correcties aanbrengen op de rijksbijdrage. Onze Minister maakt het bevoegd gezag binnen acht weken na de vaststelling van de rijksbegroting een correctie als bedoeld in de eerste volzin bekend. Onze Minister verrekent de correctie met de rijksbijdrage voor het desbetreffende jaar of betaalt uit in dat jaar.
2.
Indien uit de jaarrekening, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 2.3.1, vierde lid, uit de resultaten van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.8, blijkt dat de rijksbijdrage op onjuiste gronden is vastgesteld dan wel de besteding daarvan niet rechtmatig of niet doelmatig was, kan Onze Minister binnen een jaar na ontvangst van de jaarrekening correcties aanbrengen op de rijksbijdrage. Onze Minister maakt het bevoegd gezag binnen een jaar na ontvangst van de jaarrekening een correctie als bedoeld in de eerste volzin bekend. Onze Minister verrekent de correctie met de rijksbijdrage voor het eerstvolgende jaar of betaalt uit in dat jaar.
3.
Onverminderd het eerste en tweede lid is Onze Minister bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens deze wet van of op het bevoegd gezag met vorderingen krachtens een andere wet.